Hoofdstuk 4: Managementinformatiesysteem inleiding

Hoofdstuk 4
Managementinformatiesysteem
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
Managementinformatiesysteem

Slide 1 - Tekstslide

In dit hoofdstuk
  • Leer je welke kengetallen worden veel gebruikt in de retail.
  • Leer je kengetallen berekenen voor omzet, voorraad en personeel.
  • Leer je wat een managementinformatiesysteem voor je kan betekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Examentermen
  • Aan het einde van de les heb je kennis over het MIS.
  • Aan het einde van de les kun je berekeningen maken uit het MIS t.a.v. personeel.

Slide 3 - Tekstslide

Managementinformatiesysteem
  • Ruwe data omzetten in bruikbare informatie
  • ERP-systeem
  1.  E -> Enterprise / onderneming
  2.  R -> Resource / productiemiddelen
  3.  P -> Planning / beheersen van je activiteit

Paragraaf 4.1

Slide 4 - Tekstslide

Doel MIS
  • Doelmatig beheer van productiemiddelen en slimme inzet van personeel
  • Ondersteuning van inkoop, verkoop en andere activiteiten
  • Vergelijken met andere filialen en voorgaande perioden
  • Functioneren als centraal meldpunt voor knelpunten en klachten
  • Analyse van gegevens

Slide 5 - Tekstslide

Kengetallen
Kengetal = verhoudingsgetal waarmee de financiële situatie in een bedrijf kan worden beschreven en beoordeeld.
  • Kengetallen personeel
  • Kengetallen voorraad

Slide 6 - Tekstslide

Kengetallen personeel
Wat moet je vermijden?
  • Hoger geschoold personeel inzetten voor eenvoudig werk
  • Veel personeel inzetten op rustige momenten en weinig personeel op drukke momenten

Slide 7 - Tekstslide

Kengetallen personeel
Drie veelgebruikte productiviteitskengetallen voor personeel:
  1. Omzet per fte
  2. Omzet per medewerker
  3. Omzet per gewerkt uur

Slide 8 - Tekstslide

Omzet per fte
De omzet per volledige arbeidsplaats op de loonlijst.
Omzet per fte = Omzet / aantal fte's


Ondernemers en meewerkende gezinsleden van een eenmanszaak of vof staan niet op de loonlijst en tellen dus niet mee. Dit geldt ook voor uitzendkrachten

Slide 9 - Tekstslide

Omzet per werkende
De omzet per personeelslid, ook als deze parttime werken.
Omzet per medewerker = omzet / aantal medewerkers


Ondernemers en familieleden tellen wel mee als werkzaam personeel. Uitzendkrachten niet.

Slide 10 - Tekstslide

Omzet per gewerkt uur
Hoeveel levert het personeel gemiddeld per uur op.
Omzet per gewerkt uur (OPWU) = omzet / aantal gewerkte uren


Slide 11 - Tekstslide

Kengetallen
Kengetallen gebruik je om te vergelijken met andere bedrijven en met andere jaren/maanden.

Slide 12 - Tekstslide

Oefenopgave
Wim Schepes is filiaalhouder van een supermarkt. Hij is in loondienst en werkt 40 uur per week. Daarnaast werken er 12 personeelsleden met een volledige baan van 40 uur en 20 personeelsleden die gemiddeld 10 uur per week werken.
De omzet in week 26 was €132.340
Bereken de omzet per fte

Slide 13 - Tekstslide

Uitwerking
Filiaalhouder =  1 fte
12 fulltime personeelsleden = 12 fte
parttimers 20 x 0,25 = 5 fte
Totaalaantal fte = 18.

Omzet per fte = €132.340 / 18 = €7.352,22

Slide 14 - Tekstslide

Oefenopgave
Wim Schepes is filiaalhouder van een supermarkt. Hij is in loondienst en werkt 40 uur per week. Daarnaast werken er 12 personeelsleden met een volledige baan van 40 uur en 20 personeelsleden die gemiddeld 10 uur per week werken.
De omzet in week 26 was €132.340
Bereken de omzet per werkzame persoon.

Slide 15 - Tekstslide

Uitwerking
filiaalhouder = 1
fulltimers = 12
parttimers = 20
Totaalaantal werkzame personen = 33

Omzet per medewerker = €132.340 / 33 = €4.010,30

Slide 16 - Tekstslide

Oefenopgave
Wim Schepes is filiaalhouder van een supermarkt. Hij is in loondienst en werkt 40 uur per week. Daarnaast werken er 12 personeelsleden met een volledige baan van 40 uur en 20 personeelsleden die gemiddeld 10 uur per week werken.
De omzet in week 26 was €132.340
Bereken de omzet per gewerkt uur

Slide 17 - Tekstslide

Uitwerking
Filiaalhouder 1 x 40 = 40
Fulltimers 12 x 40 = 480
Parttimers 20 x 10 = 200
Totaalaantal uren per week = 720

Omzet per gewerkt uur = €132.340 / 720 = €183,81

Slide 18 - Tekstslide

Kengetallen
Je kunt kengetallen ook "omgekeerd" gebruiken om te berekenen hoeveel personeel je nodig hebt.

Houdt hierbij rekening met de bruto en netto uren. 
Netto uren = bruto uren - niet gewerkte uren

Slide 19 - Tekstslide

Oefenopgave
€170 omzet per gewerkt uur als norm.
weekomzet van €144.500 verwacht.
Omrekenen naar aantal uren die je nodig hebt:

€144.500 / €170 = 850 uur aan personeel in die week

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Vraag 1 t/m 7

Slide 21 - Tekstslide