H5 Economie klas 2FG

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is MARKETING?
A
Alles wat een bedrijf onderneemt om meer te verkopen.
B
Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
C
Een methode om de winst te vergroten.
D
Een engels woord voor winkel.

Slide 4 - Quizvraag

We zien overal om ons heen reclame. Door welke reclame word jij het meest beïnvloed? Reclame die langs komt op..
A
Instagram
B
Snapchat
C
Youtube
D
Televisie

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Waar bestaat een markt uit?
A
alleen vragers
B
alleen aanbieders
C
vragers en aanbieders
D
kopers en verkopers

Slide 8 - Quizvraag

Welke uitspraken gaan over een markt die je NIET kan bezoeken
A
Je haalt een zak aardappelen bij de Haagse markt.
B
Dit jaar was er geen Kerstmarkt in Duitsland
C
De olieprijs is het afgelopen jaar flink gedaald.
D
Je ouders vergelijken de huizenprijzen van Rotterdam en Den Haag

Slide 9 - Quizvraag

Antwoorden
4) a De supermarkteigenaar hoopt dat jij het nieuwe product lekker vindt en dan ook koopt.
b Eigen antwoord.
5) Tijdens een EK-finale kijken er veel meer mensen dan op een gewone dinsdagavond.
6) 1, 2


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden
7 a arbeidsmarkt: iemand die werk zoekt
 b financiële markt: bankier
 c huizenmarkt: makelaar
 d oliemarkt: eigenaar benzinestation





Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden
8
a Flat (40% van alle woningen).
b Andere woningen: 4% + 16% + 40% + 17% + 3% + 2% + 11% + 5% + 1% = 99%

Vrijstaande woningen: 100% ‒ 99% = 1%




Slide 14 - Tekstslide

Het kenmerk van de Haagse markt is dat je er naar toe kunt gaan en wat kan kopen. Welke markt heeft hetzelfde kenmerk als de Haagse markt?
A
oliemarkt
B
energiemarkt
C
supermarkt
D
woningmarkt

Slide 15 - Quizvraag


Leg uit hoe de coronacrisis tot een daling van de verkoop van Volkswagen auto's heeft geleid? 

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

vraag 
aanbod
Rabia wilt nieuwe schoenen kopen
Sana koopt een kipwrap bij Sweet
Maryam heeft een webshop waar ze fietsen verkoopt
Hamza verkoopt zijn games via Marktplaats
Nike lanceert een nieuwe sneaker

Slide 18 - Sleepvraag

Leg uit waarom klassieke auto's duur zijn. Gebruik de woorden vraag en aanbod.

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Paragraaf 5.2
- Wat is inkoopprijs en brutowinstopslag
- Hoe bereken ik de brutowinstopslag
- wat is omzet en afzet 
- hoe bereken ik de omzet

Slide 21 - Tekstslide

Inkoopprijs & brutowinstopslag
  • Inkoopprijs = prijs die winkelier voor producten betaalt
  • Voorkeur: zo laag mogelijk!

  • Brutowinstopslag = de prijs die bij de inkoopprijs wordt opgeteld, zodat de verkoper het voor meer geld kan verkopen.



Slide 22 - Tekstslide

Brutowinstopslag
De inkoopprijs van een fiets is €290. De brutowinstopslag is 60% van de inkoopprijs. 
Bereken de verkoopprijs.

inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs 

Inkoopprijs                            €290
brutuwinstopslag               €174
(290 :100 x 60= 174)
___________________________________  +
 Verkoopprijs                       €464

Slide 23 - Tekstslide

De inkoopprijs van een toetsenbord is € 15. De brutowinstmarge is 34% van de inkoopprijs. Bereken de brutowinstopslag.

Slide 24 - Open vraag

Afzet en Omzet 
Je verkoopt op een dag 5 fietsen voor 
120 euro per stuk. 

Wat is mijn afzet?
Wat is mijn omzet? 
afzet
afzet is het aantal verkochte producten
Omzet
omzet = verkoopopbrengst 
Hoe bereken je de omzet?

Afzet(aantalverkochteproducten) x verkoopprijs = omzet 

Slide 25 - Tekstslide

Afzet en Omzet 
Je verkoopt op een dag 5 fietsen voor 
120 euro per stuk. 

Wat is mijn afzet? 5 fietsen
Wat is mijn omzet? 5 x 120 = 600 euro
afzet
afzet is het aantal verkochte producten
Omzet
omzet = verkoopopbrengst 
Hoe bereken je de omzet?

Afzet(aantalverkochteproducten) x verkoopprijs = omzet 

Slide 26 - Tekstslide

Nadia heeft een kledingwinkel. Deze week heeft ze jeans in de aanbieding. De jeans kosten nu €29,95 per stuk.
Ze verkoopt in een week 28 broeken.

Berekent de omzet van Nadia

Slide 27 - Open vraag

Nadia heeft een kledingwinkel. Deze week heeft ze jeans in de aanbieding. De jeans kosten nu €29,95 per stuk.
Ze verkoopt in een week 28 broeken.
Berekent de omzet van Nadia

Omzet = aantal verkochte producten x prijs

                           28  x €29,95 = €838,60

Slide 28 - Tekstslide

Omzet
Afzet 
Verkoopprijs
de groenteboer verkoopt aardappels voor €1,50 per kg.
De groenteboer verkoopt op een dag 60 doosjes aardbeien
de groenteboer heeft aan het einde van de dag een verkoopopbrengst van € 690 

Slide 29 - Sleepvraag

oefenen 
Wat? maak opdracht 21, 22, 24, 27 en 29
Hoe? Zelfstandig 

Slide 30 - Tekstslide