2VT- Mardi, le 31 août 2021 - le premier cours

1 / 19
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Hoe groet je iemand aan het begin
van een gesprek in het Frans?   

Salut                                 Bonjour

Coucou
Bonjour 
&
bienvenue

Slide 2 - Tekstslide

Je m'appelle Madame Martin
Je suis votre professeur. 
J'habite à Dordrecht.

Slide 3 - Tekstslide

les buts du cours
- Jij weet wat je moet meenemen voor de Franse lessen.
- Jij kan in het Frans je voorstellen.
- Jij kent de werkwoorden avoir et être
- Jij hebt de oefeningen 1t/m5 van chapitre 0 af 

Slide 4 - Tekstslide

Programme du cours
- zich voorstellen in het Frans. (se présenter)
- rappel des verbes avoir et être
- faire les exercices 1, 2, 3, 4, 5 chapitre 0 af 
- faire l' exercice 6 
- évaluation du cours

Slide 5 - Tekstslide

Prends ton livre d'activités !
Pak je boek.
Schrijf je naam + voornaam + je klas.
Schrijf je naam in je boek A (werkboek B ook)! +(schrift)
We gaan het boek doorbladeren, wat zie je?
Ouvre ton livre: Hoe werk je met je werkboek?
Inhoudsopgave

Slide 6 - Tekstslide

Se présenter
Racontez:
exercice 4 p 12
  • Comment tu t'appelles ?
  • Tu as quel âge ?
  • Tu habites où ?
  • Tu as un frère / une soeur ?
  • Tu as un chat ou un chien ?

timer
3:00

Slide 7 - Tekstslide

Se présenter
Racontez:
exercice 4 p 12
  • Je m'appelle.....
  • J'ai 13 ans.
  • J'habite à .....
  • J'ai un frère / une soeur.
  • Jái un chat ou un chien.

Slide 8 - Tekstslide

Prends ton cahier d'activités p 10-11-12
faire les exercices 1/2/3
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Rappel des verbes avoir et être

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Le verbe 'avoir' = hebben
Ik heb
J'ai (je ai)
Jij hebt
Tu as
Hij / zij / men heeft
Il / elle / on a
Wij hebben
Nous avons
Jullie hebben / u heeft
Vous avez
Zij hebben
Ils / elles ont

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Le verbe être (herhaling T1)
Ik ben
Je suis
Jij bent
Tu es
Hij / zij / men is
Il / elle / on est
Wij zijn
Nous sommes
Jullie zijn/ u bent
Vous êtes
Zij zijn
Ils / elles sont

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Les verbes ....+er. Wat valt je op?
donner
aimer
chercher
commencer
danser
détester
écouter

habiter
oublier
parler
regarder
travailler
trouver

Slide 16 - Tekstslide

OTT=le présent - 
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
STAM van het 
WERKWOORD
habiter

habit

parler

parl

Slide 17 - Tekstslide

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
UITGANGEN

van de 
werkwoorden
op

-ER

Slide 18 - Tekstslide

wonen=habiter (-er=stam+uitgangen)

Slide 19 - Tekstslide