Tekenposter en tandarts

Nederlands
Dinsdag 13 mei 2025

Groep  6     
 juf Francien

Please go to www.lessonup.com
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Dinsdag 13 mei 2025

Groep  6     
 juf Francien

Please go to www.lessonup.com

Slide 1 - Tekstslide

Mila
Yuvaan
Maria
Santiago
Blazej



Iraj
Vihana
Shikhar
Ali
Kiaan
Harsha








Team 1
Team 2
Team 3
Aryan
Adam 
Amayra
Likith
Seyon 
Manan

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Team 1 en 2
Kijk naar de video, teken en schrijf in het lege gezicht

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Team 3

Slide 6 - Tekstslide

Maak een poster over teken
  • Wat is een teek?
  • Hoe ziet een teek eruit?
  • Waar leven teken?
  • Waarom is een teek gevaarlijk? 
  • Wat drinken teken?
  • Waarom zitten teken graag op je lichaam?
  • Wat kun je doen om te voorkomen dat een teek op je gaat zitten?
  • Wat moet je doen als je een teek hebt?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
What?                          Ik kan een moeilijkere tekst lezen met hulp

Why?                            Als ik lees in het Nederlands leer ik nieuwe woorden

How?                            Ik begrijp de tekst en kan antwoorden geven op de vragen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

zelden (rarely)        vaak (often)

hoog ----------- laag

toch (still, however)

stoer (brave, cool)

straks (later)

eerst (first)---------------- daarna (after that)

veel (a lot)-------------  weinig

Slide 14 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij verkleinwoorden gebruik je het lidwoord ''het''.

Je zet er meestal -je achter.

De kat - het katje
De hand - het handje



Slide 15 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij verkleinwoorden gebruik je het lidwoord ''het''.

Eindigt het woord met  -l, -n, -w, -r, -e, -a, -o of -ui dan eindigt het met -tje.

De tuin - het tuintje
De trui - het truitje                                                       LET OP!
De maan - het maantje                           Eindigt het woord op een klinker?
                                                                          De oma - het omaatje



Slide 16 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Bij verkleinwoorden gebruik je het lidwoord ''het''.

Eindigt het woord met  -m dan komt er -pje aan het eind van het woord.

De boom - het boompje
De duim - het duimpje



Slide 17 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord?
(denk aan het lidwoord)
de tas

Slide 18 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
(denk aan het lidwoord)
de riem

Slide 19 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
(denk aan het lidwoord)
de lepel

Slide 20 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord?
(denk aan het lidwoord)
de bus

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide