Geef van de onderstaande woorden aan of ze een afkorting, letterwoord, initiaalwoord of verkorting zijn
cao
dr.
GGD
LAKS
Benelux
Slide 4 - Tekstslide
Wat weet je nog?
Op de volgende slides krijg je zinnen te zien zonder hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens. Neem de zinnen over en gebruik hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens.
Slide 5 - Tekstslide
Neem de zinnen over en gebruik hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens.
ha vincent zei ilonka wat gezellig dat je er weer bent
bij de italiaan staat van alles op het menu pizza pasta en tiramisu
Slide 6 - Tekstslide
De antwoorden
'Ha Vincent,' zei Ilonka, 'wat gezellig dat je er weer bent.'
Bij de Italiaan staat van alles op het menu: pizza, pasta en tiramisu.
Slide 7 - Tekstslide
Lastige leestekens
Leestekens helpen bij het lezen van een tekst. Wanneer gebruik je leestekens?
Komma: geeft een rust in de zin aan. Je gebruikt een komma:
Voor of na een aanspreking: Pardon, wilt u uw jas van de stoel halen, mevrouw?
Tussen twee persoonsvormen: Als je al je verdiende geld meteen uitgeeft, heb je geen budget voor onverwachte uitgaven.
Tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn: Tom heeft tegenwoordig een baantje als afwasser in het strandpaviljoen, omdat hij geld voor zijn vakantie wil verdienen.
Slide 8 - Tekstslide
Lastige leestekens
Dubbele punt: kondigt iets aan.
Een citaat (directe rede): De leraar zei: ‘De Franse taal leer je alleen door hem veel te spreken.’
Een gedachte (let op: bij een gedachte gebruik je geen aanhalingstekens): Tino dacht: ik hoop dat mijn nieuwe schoenen snel bezorgd worden.
Slide 9 - Tekstslide
Lastige leestekens
Dubbele punt: kondigt iets aan.
Een opsomming met aankondiging: In de koffiezaak op de hoek verkopen ze de volgende lekkernijen: brownies, muffins, kaneelbroodjes en worteltaart. Maar: In de koffiezaak op de hoek verkopen ze brownies, muffins, kaneelbroodjes en worteltaart. (een opsomming zonder aankondiging)
Een uitleg of toelichting: Ik ga volgende week niet naar dansles: mijn ouders geven een feest waar ik graag bij wil zijn.
Slide 10 - Tekstslide
Lastige leestekens
Aanhalingstekens:
Bij citaten (kijk ook goed naar de plaatsing van de andere leestekens):
– Roos zei: ‘Wat ga jij morgen doen?’
– ‘Ik ga morgen naar de film’, zei Tessa. ‘Ga je mee?’
– ‘Nee, ik kan niet,’ antwoordde Roos, ‘want ik moet werken.’
Als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: Het woord ‘thuizenaar’ is een neologisme.
Als het woord op een speciale manier (bijvoorbeeld spottend) gebruikt wordt: Terwijl de regen met bakken uit de lucht kwam, zuchtte mijn vader dat het ‘geweldig’ weer was.
Slide 11 - Tekstslide
Lastige leestekens
Puntkomma:
Tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen: Isaac nam een grote slok cola en liet daarna een boer; dat vond ik niet zo chic.
Als afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. Het laatste onderdeel krijgt als afsluiting een punt:
De volgende leestekens zijn gebruikt:
- Een aanhalingsteken geeft het begin van een citaat aan;
- Een vraagteken geeft een vraag aan;
- Een punt staat aan het eind van een zin.
Slide 12 - Tekstslide
ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Volg de leerroute van Cursus 7 §6. Het huiswerk is t/m opdracht 6.
Hoe:
Online, je mag met elkaar overleggen. Wordt het volume te hoog, dan gaan we 10 minuten in stilte werken.
Hulp:
Bekijk het filmpje en lees de theorie. Nog steeds vragen? Steek je vinger op en ik kom je helpen.
Tijd:
Tot 5 minuten voor het einde van de les.
Klaar:
Maak opdracht 7 ook. Daar ook mee klaar? Werk vast door aan Cursus 7 §8.