In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hou je van ananas op pizza?
Ja
Nee
Ik hou niet van pizza!
Slide 1 - Poll
Uit welk werelddeel komt de ananas die op je pizza zit?
A
Europa
B
Azië
C
Zuid-Amerika
D
Australië
Slide 2 - Quizvraag
4.2 Voedselproductie
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
Je weet hoe de voedselafdruk groter wordt;
Je weet wat schaalvergroting en intensivering zijn en hoe je duurzamer voedsel kunt produceren;
Je begrijpt waarom er steeds meer ruimte nodig is om voedsel te telen en op welke manier we duurzamer met voedsel om kunnen gaan.
Slide 4 - Tekstslide
Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A
Voedsel met zoveel mogelijk calorieën per 100 gram.
B
Voedsel met zo weinig mogelijk calorieën per 100 gram.
C
Dat hangt er vanaf hoeveel ruimte nodig is voor de productie ervan.
D
Dat maakt niet uit. Het gaat niet om wat je eet maar om hoeveel.
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
"Voor de productie van 1 kilo vlees is 50 tot 250 m2 nodig." Waarom is die ruimte nodig?
Slide 7 - Open vraag
Voedsel en voetafdruk
Iedereen op de wereld heeft voedsel nodig. Sommige mensen eten wel meer dan anderen.
Voedsel verbouwen kost ruimte.
Sommige soorten voedsel kosten meer ruimte dan andere.
Wat je eet bepaalt voor een groot deel je voetafdruk.
Slide 8 - Tekstslide
Voedsel meten we in calorieën(afgekort: cal). Een calorie is een soort brandstof. Hoeveel calorieën je eet, kun je vergelijken met hoeveel liter benzine je in een auto tankt. Sommige producten hebben meer calorieën dan andere. Hoe kom jij aan al jouw calorieën?
Aardappel
75cal per 100gr
Brood 200cal per 100gr
Rundvlees
290cal per 100gr
Eieren
140cal per 100gr
Sla
15cal per 100gr
Slide 9 - Tekstslide
Hier is het duidelijk: het graan waarvan jouw brood wordt gemaakt, heeft ruimte nodig om te groeien.
Hier zit het anders. Deze biefstuk heeft ook ruimte nodig om rond te lopen, maar moet zelf ook eten. En hoe zit het als je melk van een koe drinkt?
Slide 10 - Tekstslide
Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
B
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.
C
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
D
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.
Slide 11 - Quizvraag
Wat verandert er in de voedselindustrie?
Best veel. We kijken naar schaalvergroting, intensivering en biologisch voedsel.
Biologisch
Biologische landbouw gebruikt minder bestrijdingsmiddelen en geeft dieren meer ruimte.
Schaalvergroting
Bedrijven maken heel veel van hetzelfde soort voedsel. Ze kunnen dit zo veel efficiënter doen
Intensivering
Bedrijven die aan intensivering doen gebruiken kennis en geld voor een hogere opbrengt. Dit zit vol met moderne technologie.
Slide 12 - Tekstslide
Schaalvergroting
Bij schaalvergroting maken ze een heel groot bedrijf wat één soort voedsel produceert.
Dit scheelt geld. Boeren hoeven zo minder verschillende machines aan te schaffen om al het werk te doen.
Ook proberen de boeren zoveel mogelijk opbrengst te halen van een dier of een hectare grond. Dit heet intensivering
Door maar één gewas te laten groeien, neemt de biodiversiteit af. Dat betekent dat er minder soorten planten en dieren voorkomen op aarde. Gewassen of dieren waar we niets aan hebben, sterven uit.
Schaalvergroting
Dit is makkelijk voor de
boeren. Ze kunnen enorme
stukken land in één keer
oogsten. Alleen groeit
hier ook niks anders meer.
Zonder schaalvergroting
Hier groeien veel meer
soorten planten. Dit is goed
voor de biodiversiteit, maar
het werk van de boer
wordt wel moeilijker
en duurder
Slide 13 - Tekstslide
Duurzame voedselproductie
1. Minder weggooien
2. Biologische landbouw (geen / minder kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruiken)
3. Genetische modificatie (gewassen aanpassen zodat ze tegen droogte en ziekten kunnen). Voorbeeld??
4.Ruimte besparen door voedselfabrieken (optimaal licht + efficiënter watergebruik)
Slide 14 - Tekstslide
Groente/Fruit, vroeger en nu.
Slide 15 - Tekstslide
Groente/Fruit, vroeger en nu.
Slide 16 - Tekstslide
Groente/Fruit, vroeger en nu.
Slide 17 - Tekstslide
Groente/Fruit, vroeger en nu.
Slide 18 - Tekstslide
Groente/Fruit, vroeger en nu.
Slide 19 - Tekstslide
Groente/Fruit, vroeger en nu.
Slide 20 - Tekstslide
Groente/Fruit, vroeger en nu.
Slide 21 - Tekstslide
Groente/Fruit, vroeger en nu.
Slide 22 - Tekstslide
Groente/Fruit, vroeger en nu.
Slide 23 - Tekstslide
.
Slide 24 - Tekstslide
Zijn de volgende stellingen goed of fout? I. Met genetische modificatie wordt de opbrengst van een gewas vergroot. II. Als gevolg van schaalvergroting zijn er nu minder boerenbedrijven dan vroeger
A
I is goed, II is fout
B
I is fout, II is goed
C
Beide zijn goed
D
Beide zijn fout
Slide 25 - Quizvraag
Door de focus op een beperkt aantal gewassen te hebben zal de biodiversiteit
A
Toenemen
B
Afnemen
Slide 26 - Quizvraag
Koppel de tekstjes en foto's aan de juiste
manier van voedsel verbouwen.
Biologisch
Schaalvergroting
.
Intensivering
Dit vind ik zelf
het beste idee!
Goed voor dieren, slecht voor de voetafdruk
Gigantische bedrijven zijn efficiënter
Slide 27 - Sleepvraag
Slide 28 - Video
Dat was het!
Ga nu voor jezelf na of je alles begrepen hebt.
Rechts zie je de onderwerpen die in deze les behandeld zijn. Ben je klaar voor de toets, of heb je hier nog hulp bij nodig? Sleep de leerdoelen naar de vakjes hieronder.
NEE!
Ik begrijp dit
echt niet
Ik vind dit nog steeds heel moeilijk
Ik begin het
te snappen!
Volgens mij begrijp
ik dit!
JA!
Kom maar door
met het volgende
onderwerp!
Je weet hoe voedsel de voetafdruk beïnvloedt
Je begrjipt waarom er steeds meer ruimte nodig is om voedsel te produceren.
Je weet wat schaalvergroting en intensivering zijn en hoe je duurzamer kunt produceren.