Quiz consumeren

Quiz consumeren
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Quiz consumeren

Slide 1 - Tekstslide

Wat voor soort behoefte is het gebruik van drinkwater op school?
A
Basisbehoefte
B
Overige behoefte

Slide 2 - Quizvraag

Miguel zet € 6.100 op een spaarrekening. Hij ontvangt 2,4% rente.
Bereken hoeveel rente Miguel na 7 maanden ontvangt.
A
€ 1.024,80
B
€ 146,40
C
€ 85,40
D
€ 0,09

Slide 3 - Quizvraag

Fred kan € 1.000 van zijn broer lenen.
Fred heeft met zijn broer afgesproken dat hij twee jaar lang elke maand € 45 aan zijn broer terugbetaalt.
Bereken het bedrag van de kredietkosten van deze lening.
A
€ 1.000
B
€ 540
C
€ 1.080
D
€ 80

Slide 4 - Quizvraag

Wat voor soort beïnvloeding is een reclame op YouTube?
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding

Slide 5 - Quizvraag

Manon heeft inmiddels € 200 gespaard. Nu ze extra gaat werken, kan ze per maand in totaal € 67,50 sparen. De scooter die Manon wil kopen kost € 1.350.
Hoeveel hele maanden moet Manon nog sparen om de scooter te kunnen kopen?
A
17 maanden
B
18 maanden
C
19 maanden
D
20 maanden

Slide 6 - Quizvraag

Tot welke vorm van inkomen behoort de rente die je op een spaarrekening ontvangt?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Inkomen uit overdrachten

Slide 7 - Quizvraag

Bij welke uitgavensoort hoort de reparatie van een fiets?
A
Dagelijkse huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 8 - Quizvraag

Sara koopt een broodje in de kantine. Ze betaalt contactloos.
Welke functies van geld heeft Sara hier gebruikt?
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
D
Betaalmiddel

Slide 9 - Quizvraag

Hoe noem je het terugbetalen van een lening?
A
Rente
B
Sparen
C
Lenen
D
Aflossen

Slide 10 - Quizvraag

Feline verdient € 426,50 per maand.
Bereken hoeveel Feline per week verdient.
A
€ 98,42
B
€ 106,63
C
€ 1.706
D
€ 1.848,17

Slide 11 - Quizvraag

Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt haar moeder.
Van welke twee spaarmotieven is hier sprake?
A
sparen voor een doel en sparen voor de rente
B
sparen voor een doel en sparen uit voorzorg
C
sparen voor de rente en sparen uit voorzorg

Slide 12 - Quizvraag

Julia koopt een fiets voor € 729. Normaal kost deze fiets € 899.
Bereken hoeveel procent korting zij ontvangt.
A
17%
B
18,9%
C
23,3%
D
81,1%

Slide 13 - Quizvraag