Meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling

Nederlands - klas 1P
Grammatica H6: bijwoordelijke bepaling. 
- Kennis ophalen 
- Een paar Quizvragen
- Instructie bijwoordelijke bepaling
- Quizvragen zinsdelen tot nu toe
- Huiswerk: Slimleren
Luister eerst deze.
Daarna deze,
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - klas 1P
Grammatica H6: bijwoordelijke bepaling. 
- Kennis ophalen 
- Een paar Quizvragen
- Instructie bijwoordelijke bepaling
- Quizvragen zinsdelen tot nu toe
- Huiswerk: Slimleren
Luister eerst deze.
Daarna deze,

Slide 1 - Tekstslide

Stappen
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp


Slide 2 - Tekstslide

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp in een zin te vinden?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv?
C
wie / wat + onderwerp + gezegde?
D
aan wie / voor wie?

Slide 3 - Quizvraag

Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
Eerst deze...
Daarna deze...
A
De postbezorger
B
de klant
C
de bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quizvraag

Mijn moeder heeft aan mijn oma een nieuwe jas gegeven.
Hoe heet het zinsdeel "Mijn moeder"?
Eerst deze
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg 
- Mijn moeder heeft aan mijn oma een nieuwe jas gegeven.

Hoe heet het zinsdeel 'mijn moeder'. 

Slide 6 - Tekstslide

Mijn moeder heeft aan mijn oma een nieuwe jas gegeven.
Hoe heet het zinsdeel "aan mijn oma"?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Quizvraag

Mijn moeder heeft aan mijn oma een nieuwe jas gegeven.

Hoe heet het zinsdeel "een nieuwe jas"?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quizvraag

Uitleg
Hoe heet het zinsdeel 'een nieuwe jas'?

Slide 9 - Tekstslide

Met welke vraag vind je het meewerkend voorwerp in deze zin:

'De ober overhandigde de directeur de rekening.'
A
voor wie overhandigde de rekening de directeur?
B
aan wie overhandigde de ober de rekening?
C
waaraan overhandigde de ober de directeur?
D
aan wie overhandigde de rekening de directeur?

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?

De overledene bleek de Vogelbescherming een flink bedrag nagelaten te hebben.

Slide 11 - Open vraag

Stappen
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling(en)


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

De link naar het filmpje
http://www.onlinenederlands.nl/vid020.html

Mocht het zo zijn, dat je het filmpje niet kon kijken, kun je het kijken via deze link. 

Slide 14 - Tekstslide

De bijwoordelijke bepaling
- "Een BWB zegt altijd iets over het gezegde"
- Afvoerput
- Geeft op veel vragen antwoord: waar, wanneer, hoe, hoelang etc. 

De wedstrijd duurt een uur.  --> Een uur --> zegt iets over de duur van de wedstrijd --> Hoelang duurt de wedstrijd? 

LET OP! Een bwb is NOOIT een wie of wat!
Instructie

Slide 15 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling(en)
Dit zijn de zinsdelen die antwoord geven op de vragen als
Wanneer,  waar ..........., hoe.........?

Let op:
Geen wie of wat gebruiken  --> onderwerp of lijdend voorwerp

Slide 16 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling(en)
Tijdens de kerstvakantie zijn we gaan skiën in Frankrijk.
1. Wanneer ? 
2. Waar...... waardoor, waarvoor, waarheen, waarmee ?
3. Hoe ....... hoeveel, hoe lang, hoe vaak? 

Let op:
Geen wie of wat gebruiken --> onderwerp of lijdend voorwerp

Slide 17 - Tekstslide

Wat is in deze zin een bijwoordelijke bepaling?

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.

A
Gisteren
B
de directeur
C
een lezing
D
heeft gehouden

Slide 18 - Quizvraag

Uitleg 
Wat is in deze zin een bijwoordelijke bepaling?

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin?

Een van hen is de volgende dag behoorlijk ziek geworden.

Slide 20 - Open vraag

Waarom wil mijn oma altijd een zoen hebben?
Hoe heet het zinsdeel "Waarom"?
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 21 - Quizvraag

Uitleg
Waarom wil mijn oma altijd een zoen hebben?

Hoe heet het zinsdeel "Waarom"?

Slide 22 - Tekstslide

Benoem het zinsdeel dat tussen haakjes staat:

Waarom wil [mijn oma] altijd een zoen hebben?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 23 - Quizvraag

Benoem het zinsdeel dat tussen haakjes staat:

Waarom wil mijn oma [altijd] een zoen hebben?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Mijn opa wil met deze auto rijden.
A
Mijn opa
B
rijden
C
wil
D
met deze auto

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
Vorige week zaterdag heeft het Isendoorn Open Huis gehad.
A
Vorige week zaterdag
B
het Isendoorn
C
Open Huis
D
Geen meewerkend voorwerp

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Binnenkort gaat de leraar zijn leerlingen een toets grammatica geven.
A
Binnenkort
B
de leraar
C
zijn leerlingen
D
een toets grammatica

Slide 27 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling(en)?
In de kantine zijn tegenwoordig heerlijke broodjes te koop.
A
In de kantine
B
In de kantine (en) tegenwoordig
C
tegenwoordig
D
heerlijke broodjes

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Ik ga deze lieve kinderen een ballon geven.
A
Ik
B
deze lieve kinderen
C
een ballon
D
geen bijwoordelijke bepaling

Slide 29 - Quizvraag

Wat is (zijn) de bijwoordelijke bepaling(en)?

Vandaag hebben we het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 30 - Quizvraag

Uitleg
1) Waarom wil mijn oma [altijd] een zoen hebben?
2) Vorige week zaterdag heeft het Isendoorn Open Huis  
     gehad. [Wat is het MV?]
3) Binnenkort gaat de leraar zijn leerlingen een toets 
    grammatica geven.
4) In de kantine zijn tegenwoordig heerlijke broodjes te koop. 
    [BWB]

Slide 31 - Tekstslide

Uitleg [vervolg]
5)Ik ga deze lieve kinderen een ballon geven. [bwb?]
6) Vandaag hebben we het meewerkend voorwerp en de 
     bijwoordelijke bepaling behandeld. [bwb?]

Slide 32 - Tekstslide

Ga verder oefenen met de opdrachten:
www.slimleren.nl
[naam]1p.id
slimleren2020

Slide 33 - Tekstslide