hulples 12th April, m2a

How was your weekend?
1 / 29
volgende
Slide 1: Poll
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

How was your weekend?

Slide 1 - Poll

Today's goal
work on irregular verbs
explain and practise adverbs of frequency
explain and practise use of a/an

Slide 2 - Tekstslide

Bijwoorden van Frequentie
woorden die aangeven hoe vaak je iets doet

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

De bijwoorden van frequentie 
(bv. always, usually, regurlarly, sometimes, rarely, seldom, never) staan voor het werkwoord.

Behalve .............

Slide 5 - Tekstslide

Bij het werkwoord : to be
Am/ are/ is  zetten 
we het bijwoord  achter het werkwoord

He is never late
She was always happy

Slide 6 - Tekstslide

Choose the sentence with the correct word order.
A
We are never in a position to complain.
B
We never are in a position to complain.

Slide 7 - Quizvraag

Correct word order:
summer / we / here / are / in / usually
A
Usually we are here in summer.
B
We usually are here in summer.
C
We are usually in summer here.
D
We are usually here in summer.

Slide 8 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
They often go out in the weekends.
B
They go often out in the weekends.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Link

0%
10%
50%
70%
90%
100%
never
always
usually
often
sometimes
seldom

Slide 11 - Sleepvraag

1. he / visits / often / you

Slide 12 - Open vraag

go swimming / sometimes / on Sundays / I

Slide 13 - Open vraag

2. angry / we / sometimes / are

Slide 14 - Open vraag

3. in our house / cold / it / often / is

Slide 15 - Open vraag

4. usually / is / hungry / Sam / after school

Slide 16 - Open vraag

5. goes / never / my cousin / cycling

Slide 17 - Open vraag

Uitleg (2)
Adverbs of Frequency kunnen op 2 plaatsen komen te staan in de zin:

1. Vóór het hoofdwerkwoord (I always go to school)
2. Achter een vorm van to be  (I am never late)

Slide 18 - Tekstslide

Wanneer kies je welke?
a = woord erna eindigt op een medeklinkerklank
vb. a chair, a book, a uniform

an = woord erna eindigt op klinkerklank
vb. an apple, an uncle
Let op: het gaat om de klank (dus hoe je het zegt) en niet om hoe je het schrijft.

Slide 19 - Tekstslide

a of an?
.... university
A
a
B
an

Slide 20 - Quizvraag

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 21 - Quizvraag

a of an?
..... house
A
a
B
an

Slide 22 - Quizvraag

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 23 - Quizvraag

a of an?
..... dog
A
a
B
an

Slide 24 - Quizvraag

a of an?
.... tree
A
a
B
an

Slide 25 - Quizvraag

a of an?
..... banana
A
a
B
an

Slide 26 - Quizvraag

A of AN?
.... umbrella
A
a
B
an

Slide 27 - Quizvraag

a of an?
.... ear
A
a
B
an

Slide 28 - Quizvraag

child
apple
house
uniform
hour
M&M
A
A
A
An
An
An

Slide 29 - Sleepvraag