H4 NN 2-basis Taalverzorging 3 Spelling Verkleinwoorden

H4 Taalverzorging Spelling
Verkleinwoorden
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H4 Taalverzorging Spelling
Verkleinwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Je leert over verkleinwoorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkleinwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden zijn de 'kleine' vorm van zelfstandige naamwoorden. In de Nederlandse taal worden erg vaak verkleinwoordjes gebruikt.

Bij verkleinwoorden gebruik je altijd het lidwoord HET
Alleen verkleinwoorden in meervoudsvorm hebben het lidwoord 'de'.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechts zie je de verkleinwoorden.
Kijk goed naar de lidwoorden. Wat zie je?
Doel: je weet wat een verkleinwoord is.

Slide 5 - Tekstslide

Dus de basisregel is: het woord eindigt op -je
De tweede regel is: het woord heeft het lidwoord 'het'.
Verkleinwoorden
Bij de meeste woorden voeg je -je, -tje of -pje toe.
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje.
Bij woorden die eindigen op een lange klank, verdubbel je de klinker.
Bij woorden die eindigen op een -i, schrijf je ietje.
Bij woorden die eindigen op -y na een medeklinker, schrijf jetje (met apostrof).
Bij afkortingen met letters of cijfers schrijf je ’je of tje (met apostrof).

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bijzondere verkleinwoorden
Sommige verkleinwoorden zijn anders. Deze moet je gewoon leren:
jongen = jongetje
bloem = bloemetje
man = mannetje
stem = stemmetje

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vergeet niet de verdubbeling van klinkers
auto = autootje (anders krijg je au-tot-je in de uitspraak)
paraplu = parapluutje (anders krijg je pa-ra-plut-je in de uitspraak)
taxi = taxietje (anders krijg je tak-sit-je in de uitspraak)
oma = omaatje (anders krijg je o-mat-je in de uitspraak)  

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud

cafés
auto's
taxi's
baby's
displays
bureaus


Lastige verkleinwoorden

cafeetje
autootje
taxietje
baby'tje
displaytje
bureautje

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen 
eenvoudige verkleinwoorden
lastige verkleinwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Moeilijke woorden voor de toets
Deze woorden moet je goed kunnen spellen in de toets 
-lijk en -heid:
- eindelijk  - gevaarlijk - mogelijk  - mogelijkheid
- lelijk  - makkelijk  - moeilijk - eerlijk  - eerlijkheid
- natuurlijk  - vriendelijk  - vrolijk  -  veiligheid 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maken
Maak opdracht 1-2-3-4-5-6
Tijd over? maak ook 7
Maak daarna de moeilijke woorden

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leren voor de toets
Je kunt verkleinwoorden goed spellen.
Je kunt de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed spellen. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EINDE

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies