grammatica - voornaamwoorden

Grammatica
voornaamwoorden
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica
voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
- gaan we oefenen met het vinden van het persoonlijk, bezittelijk, wederkerend en wederkerig voornaamwoord

Slide 2 - Tekstslide

redekundig ontleden
1. pv
2. hww / zww / kww
3. zinsdelen
4. wg / ng
5. ow
6. lv
7. mv
vzv
8. bwb
taalkundig ontleden
- blw / olw
- hww / zww / kww
- znw
- bnw
- vz
- bw
- pers. vnw
- bez. vnw
- wk vnw
- wkg vnw

Slide 3 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord.

Slide 4 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord
Alle woorden waarmee je naar personen kunt verwijzen (geen namen). 

ik, jij, hij, wij, jullie, ons,, je, u etc.

Slide 5 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 6 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, onze, uw, je, jullie etc.

Na deze woorden volgt een bezit (bijvoorbeeld fiets). 
Let op:
- Dit is jullie fiets. (jullie = bez. vnw)
- Deze fiets is van jullie. (jullie = persoonlijk)

Slide 7 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een wederkerend voornaamwoord.

Slide 8 - Open vraag

Wederkerend voornaamwoord
keert weder (komt weer terug). Een persoon die genoemd is, wordt nog een keer genoemd.

je, zich, jullie, ons etc.

Slide 9 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
- Kan alleen voorkomen bij wederkerende werkwoorden. 

verplicht wederkerend werkwoord
heeft altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich. Je doet het altijd bij jezelf, nooit bij een ander.
Ik vergis me.
Ik schaam me. 

Slide 10 - Tekstslide

toevallig  wederkerende werkwoorden
kunnen een wederkerend voornaamwoord bij zich hebben, maar dat hoeft niet. 
Ik was me.    Ik was de hond
Ik scheer me.    Ik scheer het schaap

Slide 11 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een wederkerig voornaamwoord.

Slide 12 - Open vraag

Wederkerig voornaamwoord
elkaar, mekaar

Slide 13 - Tekstslide

Hebben (jullie) je afgevraagd waarom zij niet in de les aanwezig was?
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wk vnw
D
wkg vnw

Slide 14 - Quizvraag

Hebben jullie (je) afgevraagd waarom zij niet in de les aanwezig was?
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wk vnw
D
wkg vnw

Slide 15 - Quizvraag

Hebben jullie je afgevraagd waarom (zij) niet in de les aanwezig was?
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wk vnw
D
wkg vnw

Slide 16 - Quizvraag

Heeft (u) uw nieuwe fiets aan haar moeder gegeven?
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wk vnw
D
wkg vnw

Slide 17 - Quizvraag

Heeft u (uw) nieuwe fiets aan haar moeder gegeven?
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wk vnw
D
wkg vnw

Slide 18 - Quizvraag

Heeft u uw nieuwe fiets aan (haar) moeder gegeven?
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wk vnw
D
wkg vnw

Slide 19 - Quizvraag

Hebben (zij) elkaar beloofd om hun geheim niet met de rest van de groep te delen?
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wk vnw
D
wkg vnw

Slide 20 - Quizvraag

Hebben zij (elkaar) beloofd om hun geheim niet met de rest van de groep te delen?
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wk vnw
D
wkg vnw

Slide 21 - Quizvraag

Hebben zij elkaar beloofd om (hun) geheim niet met de rest van de groep te delen?
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wk vnw
D
wkg vnw

Slide 22 - Quizvraag

zich verwonden
A
toevallig wederkerend werkwoord
B
verplicht wederkerend werkwoord

Slide 23 - Quizvraag

zich bemoeien
A
toevallig wederkerend werkwoord
B
verplicht wederkerend werkwoord

Slide 24 - Quizvraag

zich ergeren
A
toevallig wederkerend werkwoord
B
verplicht wederkerend werkwoord

Slide 25 - Quizvraag

Snap je het verschil tussen de voornaamwoorden?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Wat vind je nog lastig?

Slide 27 - Open vraag