Nieuwsbegrip week 24 woordenschat AA

Week 24 - Woordenschat AA 
Gouden Koets 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 4,5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Week 24 - Woordenschat AA 
Gouden Koets 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het script 
Ruim
Sinds
Staatshoofd

Slide 2 - Tekstslide

Script voor leerkracht: 
Het is nu ruim acht jaar geleden dat koning Willem-Alexander koning werd. Ruim betekent iets meer dan. Het is nu dus net wat meer dan acht jaar geleden dat Willem-Alexander koning werd. En over tien jaar is het ruim achttien jaar geleden dat hij koning werd. Hij is koning sinds 30 april 2013. Sinds is hetzelfde als vanaf. Dus als je sinds gisteren ziek zou zijn, dan ben je vanaf gisteren ziek. Toen Willem-Alexander koning werd, was het voor het eerst sinds lange tijd dat Nederland weer een koning kreeg. Want daarvoor hadden we vier koninginnen. De koning of koningin is het staatshoofd van Nederland. Een staatshoofd is de baas van een land. Een staatshoofd kan een koning zijn, maar ook een president. Emmanuel Macron is bijvoorbeeld het staatshoofd van Frankrijk.
Nederland heeft dus nu ruim acht jaar een koning als staatshoofd. Om precies te zijn sinds 30 april 2013.


het rijtuig

Slide 3 - Tekstslide

Leg het woord in de volgende drie slides uit met behulp van de drie woorden of zinnetjes: een wagen, met mensen en door paarden getrokken. Op de komende drie slides komen een voor een de drie woorden in de driehoek tevoorschijn.


het rijtuig
een wagen

Slide 4 - Tekstslide

Leg het woord uit met behulp van het woord een wagen.
het rijtuig
een wagen
met mensen

Slide 5 - Tekstslide

Leg het woord uit met behulp van het woord met mensen.
het rijtuig
een wagen
met mensen
door paarden getrokken

Slide 6 - Tekstslide

Leg het woord uit met behulp van het woord door paarden getrokken.
inhuldigen

Slide 7 - Tekstslide

Vraag de leerlingen waar ze allemaal aan denken bij het woord inhuldigen en schrijf dat rondom inhuldigen. Dit kunnen woorden zijn als de koning, de koningin, nieuw, veel mensen, officieel, belangrijk, juichen,
het voertuig
rijtuig

Slide 8 - Tekstslide

Laat de leerlingen verschillende andere soorten voertuigen opnoemen, bijvoorbeeld de auto, de slee, het vliegtuig enzovoort.
het staatshoofd
de koning

Slide 9 - Tekstslide

Laat de leerlingen verschillende andere soorten staatshoofden opnoemen, bijvoorbeeld de koningin, de president, de keizer enzovoort.
ruim

Slide 10 - Tekstslide

Bedenk samen met de leerlingen welke woorden op de lagere treden komen: minder dan, precies evenveel. Kunnen ze ook iets bedenken wat op een nog hogere trede kan staan? Bijvoorbeeld: twee keer zoveel.
ruim
precies evenveel

Slide 11 - Tekstslide

Bedenk samen met de leerlingen waarom het woord precies evenveel op de betreffende treden staat. Kunnen zie iets bedenken wat op de volgende treden komt te staan? (minder dan)
ruim
precies evenveel
minder dan

Slide 12 - Tekstslide

Bedenk samen met de leerlingen waarom het woord minder dan op de betreffende treden staat. Kunnen zie iets bedenken wat op de bovenste treden komt te staan? (twee keer zoveel)
ruim
precies evenveel
minder dan
twee keer zoveel 

Slide 13 - Tekstslide

Bedenk samen met de leerlingen waarom het woord twee keer zoveel op de bovenste treden staat. 
restaureren

Slide 14 - Tekstslide

Welke woorden zie je in de spiegel terug? (opknappen, maken, repareren,…)

In de komende drie slides worden de voorbeeldwoorden één voor één in de spiegel geplaatst. Probeer ook met de kinderen woorden te bedenken die in de spiegel geplaatst kunnen worden. 
restaureren
opknappen

Slide 15 - Tekstslide

Welke woorden zie je in de spiegel terug? (opknappen, maken, repareren,…)

Leg uit waarom het woord opknappen zichtbaar is in de spiegel. 
restaureren
maken

Slide 16 - Tekstslide

Welke woorden zie je in de spiegel terug? (opknappen, maken, repareren,…)

Leg uit waarom het woord maken zichtbaar is in de spiegel. 
restaureren
repareren

Slide 17 - Tekstslide

Welke woorden zie je in de spiegel terug? (opknappen, maken, repareren,…)

Leg uit waarom het woord repareren zichtbaar is in de spiegel. 
het rijtuig
de auto

Slide 18 - Tekstslide

Bedenk samen met de leerlingen welke eigenschappen alleen bij het rijtuig horen en dus in de linker cirkel staan, welke alleen bij de auto horen en dus in de rechter cirkel komen en welke woorden bij allebei horen en dus in het overlappende deel komen te staan. 
restaureren
slopen

Slide 19 - Tekstslide

Op de laden eronder schrijft u eigenschappen van beide begrippen. U kunt de kast samen met de leerlingen vullen. U kunt ook een rijtje eigenschappen geven, bijvoorbeeld kapotmaken, repareren, weer als nieuw, niets meer van over, mooi maken, vernielen en de leerlingen in tweetallen laten bedenken welke eigenschap aan 
welke kant van de kast hoort. 
Op welk(e) woord(en) moeten we nog terugkomen?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide is  voor na de les. De leerlingen vullen hier anoniem (controleer of toon namen uitstaat) de woorden in waar nog op teruggekomen moet worden, dus die zij nog lastig vinden. 

Na het invullen van de woorden moet u klikken op sluit invoer en vervolgens op toon antwoorden.  U kunt nu zien welke woorden het meeste worden gekozen, zodat u die woorden eventueel nog extra kunt aanbieden. 
Andere tekstsoort

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

In dit filmpje wordt de inleiding van de Andere tekstsoort hardop denkend voorgedaan. Na het filmpje kunnen de leerlingen de rest van de tekst lezen en de opdrachten op de computer doen. 

De twee vragen op de volgende dia's zijn voor na de les, zodat er gecontroleerd kan worden of de leerlingen het lesdoel hebben behaald. 
In een meningtekst vertelt de schrijver aan waarom hij iets vindt.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quizvraag

Deze vragen kunnen gesteld worden als afsluiting van de les om te controleren of de leerlingen het lesdoel hebben behaald. 

Het antwoord is goed, omdat: 
In een meningtekst staat de mening van een schrijver. Er staat wat hij van iets vindt. In de tekst staat vaak ook waarom hij dat vindt.
Welke woorden staan er niet in een meningtekst?
A
Ik vind ... omdat
B
Het is een feit...
C
Ik denk dat... want...
D
Daarom vind ik ...

Slide 24 - Quizvraag

Deze vragen kunnen gesteld worden als afsluiting van de les om te controleren of de leerlingen het lesdoel hebben behaald. 

Het goede antwoord is B, want in een meningtekst staat vaak de mening van de schrijver. In een meningtekst staan vaak deze woorden:
- Ik vind… omdat…
- Ik denk dat… want…
- Daarom vind ik…

Het is een feit... geeft geen mening aan, maar een feit. 
Tips en/of tops over deze pilot? Mail ze naar a.lotterman@cedgroep.nl

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies