KNM thema 6 Instanties

Thema 6: Instanties 
- Naar het gemeentehuis (herhalen)
- Belasting betalen
- Politie
- Hulp bij sociale en juridische problemen
- Verzekeringen
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
Alfabetisering NT2ISK

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 6: Instanties 
- Naar het gemeentehuis (herhalen)
- Belasting betalen
- Politie
- Hulp bij sociale en juridische problemen
- Verzekeringen

Slide 1 - Tekstslide

Wat regelt de gemeente?

Slide 2 - Woordweb

De gemeente

Wat kan je doen bij de gemeente?
burgerzaken
naturaliseren (starten; de IND beslist)
vergunningen

helpen bij zoeken van werk
bijstandsuitkering aanvragen
met de gemeentebelasting kan de gemeente: veilige speeltuinen plaatsen, zorgen voor een schone straat/ stad.


Slide 3 - Tekstslide

Wat doet de afdeling Burgerzaken?

Slide 4 - Woordweb

Burgerzaken 
Administratie: (BRP) de Basisregistratie Personen. In de BRP staan gegevens: je naam, adres, geboorteplaats en geboortedatum.  Ben je getrouwd, gescheiden of ga je verhuizen?

Kind gekregen? - je moet aangifte doen van de geboorte (geboorteakte)

Uittreksel van de BRP dit is een officieel papier met jouw gegevens.

Voor documenten als: paspoort, ID-kaart of een rijbewijs.  Ook als je iets wilt verlengen.

Slide 5 - Tekstslide

Vergunning
Een schuur bouwen

Een boom weghalen uit je tuin

Een restaurant beginnen

Je vult een formulier in. Soms moet je ook betalen. De gemeente geeft dan een toestemming.

Verander je iets aan je huis of in de straat zonder vergunning, dan betaal je boete.


Slide 6 - Tekstslide

Wel vergunning nodig
Geen vergunning nodig
Feestje met familie in de middag
Groot feest met veel muziek tot diep in de nacht
Een boom kappen in je tuin.
Een plant op je balkon zetten.
Een schuur bouwen in je voortuin.
Een barbecue plaatsen in je achtertuin.

Slide 7 - Sleepvraag

Je neemt een hond
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 8 - Quizvraag

Je wilt een boom omhakken in je eigen tuin.
Moet je naar de gemeente?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 9 - Quizvraag

De politie 
"waakzaam en dienstbaar"
112 -Als elke seconde telt
0900 - 8844  Geen spoed, wel politie

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat doet de politie?

Slide 14 - Tekstslide

Aangifte doen

Slide 15 - Tekstslide

De politie bellen

Slide 16 - Tekstslide

Woorden
(met voorbeeldzin)
de dader                                    iemand die iets heeft gedaan wat niet mag
Iemand heeft mijn portemonnee gestolen. De politie kan de dader helaas niet vinden.


het gevecht                             een grote ruzie waarbij mensen elkaar pijn doen
Sjoerd heeft gevochten met zijn buurman. Door het gevecht brak de buurman zijn arm.

het geweld   
                          grote kracht waarmee je iemand pijn doet of iets                                                         kapotmaakt
Als die vrouw boos is, gebruikt ze vaak geweld. Ze slaat haar kinderen.

Slide 17 - Tekstslide

Woorden
(met voorbeeldzin)



de instantie                                        een afdeling of een bedrijf van de overheid

In Nederland zijn veel instanties waar je hulp kunt krijgen. Bijvoorbeeld het UWV en het Juridisch Loket.

zich legitimeren     
                                               je identiteitsbewijs laten zien,                                                                    bijvoorbeeld je ID-kaart, paspoort of rijbewijs
Ik moet me legitimeren bij het gemeentehuis. Ze weten dan zeker dat het nieuwe paspoort voor mij is.

Slide 18 - Tekstslide

Woorden
(met voorbeeldzin)
het slachtoffer                         iemand die gedood of gewond is,                                                                                      bijvoorbeeld door geweld of door een ongeluk
De slachtoffers van het ongeluk moesten naar het ziekenhuis.


voorkomen                                      zorgen dat iets niet gebeurt

Ik eet gezond, want ik wil voorkomen dat ik ziek word.

Slide 19 - Tekstslide

Woorden
(met voorbeeldzin)
het misdrijf                       iets wat verboden is en waarvoor je een straf kunt                                                    krijgen
In Amsterdam heeft iemand een oude vrouw doodgeslagen. Dat is een misdrijf.

het noodgeval                een situatie waarin iemand meteen hulp nodig heeft

In een noodgeval bel je 112.

het identiteitsbewijs         een officiële kaart met persoonlijke gegevens,
                                               zoals je ID-kaart, paspoort of rijbewijs.
De politie vraagt om mijn identiteitsbewijs. Ik laat mijn rijbewijs zien.

Slide 20 - Tekstslide

Een rijbewijs is altijd een geldig legitimatiebewijs.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Wat doet de politie?
Noem minimaal 4 taken.

Slide 22 - Open vraag

Aangifte doen bij de politie doe je .....
A
als iemand iets van je heeft gestolen of geweld tegen je heeft gebruikt.
B
om een boete te betalen.
C
Antwoord A en B zijn goed
D
Antwoord A en B zijn fout.

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer bel je 0900-8844?

Slide 24 - Open vraag

Een wijkagent is de agent die bij jouw wijk (buurt) hoort.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Belasting betalen

Slide 26 - Tekstslide

Iedereen betaalt belasting
  • deel gaat automatisch (salaris)
  • je moet zelf belastingaangifte doen via website Belastingdienst. Hiervoor heb je nodig: persoonlijke gegevens (BSN, DigiD), informatie over je inkomsten (jaaropgave). Je krijgt geld terug of je moet geld betalen.

Slide 27 - Tekstslide

De Belastingdienst betaalt
  • huurtoeslag
  • kinderopvangtoeslag
  • kindgebonden budget
  • zorgtoeslag 

Slide 28 - Tekstslide

Gemeentelijke belastingen
Ook de gemeente vraagt belasting voor bijvoorbeeld:
  • afval (afvalstoffenheffing)
  • het riool (rioolheffing)
  • je koophuis (onroerendezaakbelasting)
  • je hond

Verdien je te weinig --> kwijtschelding aanvragen

Slide 29 - Tekstslide

Welke belastingen betaal je in Nederland?

Slide 30 - Woordweb

Het salaris dat in je contract staat, noemen we.....
A
nettoloon
B
brutoloon
C
deeltijdfactor
D
loonheffing

Slide 31 - Quizvraag

Het salaris dat je op je bankrekening krijgt, noemen we...
A
nettoloon
B
brutoloon
C
loonheffing
D
deeltijdfactor

Slide 32 - Quizvraag

Je vindt dat je teveel belasting moet betalen. Wat doe je?
A
Je betaalt de premie.
B
Je maakt bezwaar.
C
Je bent benieuwd.
D
Je vraagt om een kwijtschelding.

Slide 33 - Quizvraag

Je kan je belasting niet betalen. Wat doe je?
A
Je doet niets.
B
Je maakt bezwaar.
C
Je gaat verhuizen.
D
Je vraagt om een kwijtschelding.

Slide 34 - Quizvraag

Welke toeslagen zijn er?

Slide 35 - Woordweb

7.5 Hulp bij problemen (jur./soc.)
  • De Nationale Ombudsman: helpt bij problemen met instanties. Bijvoorbeeld: je hebt geen kinderbijslag ontvangen.

  • Het Juridisch Loket: gratis juridisch advies. Bijvoorbeeld: je baas ontslaat je en je bent het daar niet mee eens. 

  • Het College voor de Rechten van de Mens. Bijvoorbeeld als je last van discriminatie hebt.

Slide 36 - Tekstslide

7.5 Hulpverlening
  • Maatschappelijk werk: praktische hulp bij psychosociale problemen.  Bijvoorbeeld: je hebt problemen in je gezin of  je hebt hulp nodig na een scheiding of je bent eenzaam.
  • Veilig Thuis: als je thuis niet veilig bent. Bijvoorbeeld: je wordt geslagen door je partner.

  • Jeugdzorg: hulp voor kinderen tot 18 jaar. Bijvoorbeeld: je vindt opvoeden moeilijk of het gaat niet goed met je kind.

Slide 37 - Tekstslide

7.6 Verzekeringen
Wat ga je deze les leren?
  1. Ik ken nieuwe woorden over verzekeringen.
  2. Ik weet wat een verzekering is.
  3. Ik weet welke verzekeringen ik moet hebben.


Slide 38 - Tekstslide

Deze woorden moet je begrijpen.


afsluiten                                                         de verzekering
de inboedel                                                   de verzekeringsmaatschappij       
de polis                                                           de aansprakelijkheidsverzekering
de premie                                                      de inboedelverzekering
de schade                                                     de opstalverzekering = 
de vergoeding                                            de woonhuisverzekering
declareren                                                    de autoverzekering
vergoeden                                                     de reisverzekering
                                   

Slide 39 - Tekstslide

Wat is een verzekering?
  • Jij betaalt elke maand geld aan een verzekeringsmaatschappij.
  • Jij krijgt geld van de verzekeringsmaatschappij als je het nodig hebt.
  • Bijvoorbeeld ....

Slide 40 - Tekstslide

Bij schade aan een auto

Slide 41 - Tekstslide

Bij schade aan een huis

Slide 42 - Tekstslide

Een verzekering afsluiten
  • Bij een verzekeringsmaatschappij
  • Bij wie ben jij verzekerd?

  • Het contract bij de verzekeringsmaatschappij = polis
  • het bedrag dat je betaalt = premie

  • Ben je niet verzekerd --> dan moet je alles zelf betalen.

Slide 43 - Tekstslide

Welke verzekeringen zijn er?
Voor een huurhuis en koophuis:
  • inboedelverzekering: alle spullen in huis zijn verzekerd (brand, diefstal).

Alleen als je een koophuis hebt:
  • woonverzekering (=opstalverzekering): voor brand-, storm- of waterschade.


Slide 44 - Tekstslide

Andere verzekeringen
  • aansprakelijkheidsverzekering: je maakt iets kapot van iemand anders, de verzekering betaalt de schade.

  • zorgverzekering: als je naar de dokter of het ziekenhuis moet, betaalt de zorgverzekering dat. 

Slide 45 - Tekstslide

Schade melden
Als je schade hebt:
  1. Bel de verzekeringsmaatschappij (bij spoed);
  2. Vertel wat er gebeurd is.
  3. Je moet daarna online een formulier invullen en opsturen naar de verzekeringsmaatschappij.
  4. Soms komt er ook iemand langs om naar de schade te kijken.
  5. De verzekering geeft een vergoeding.



Slide 46 - Tekstslide

Je sluit een ..... bij een verzekeringsmaatschappij af.


Kies het juiste woord:
A
Schade
B
Een verzekering
C
Premie
D
Vergoeding

Slide 47 - Quizvraag

Waar is de inboedelverzekering voor?
A
Schade aan het huis
B
Als je per ongeluk iets kapot maakt van een ander
C
Diefstal of schade aan spullen in huis

Slide 48 - Quizvraag

Jouw buurmeisje schopt een voetbal door jouw raam.
Het raam is kapot.
Wat kun je het beste doen?
A
Je belt je verzekeringsmaatschappij. De inboedelverzekering betaalt het nieuwe raam.
B
Je wordt boos op het meisje. Zij moet jouw nieuwe raam betalen.
C
Je gaat naar de ouders van het meisje. Waarschijnlijk krijgen ze geld van de verzekering voor jouw nieuwe raam.

Slide 49 - Quizvraag

Door brand heb ik ......... aan mijn computer.


Kies het juiste woord:
A
Schade
B
Polis
C
Premie
D
Verzekering

Slide 50 - Quizvraag

Ik heb schade aan een stoel door brand.
Welke verzekering heb ik nodig?
A
Woonhuisverzekering
B
Inboedelverzekering

Slide 51 - Quizvraag

In de ........ staat welke schade de verzekering betaalt.

Kies het juiste woord:
A
Polis
B
Premie
C
Schade

Slide 52 - Quizvraag

Je hebt een aansprakelijkheidsverzekering.
Wanneer kun je die gebruiken?
A
Je stoot een lamp om bij de buren. De lamp is kapot.
B
De lamp van de buren is gestolen.
C
Door brand is je lamp kapot gegaan.

Slide 53 - Quizvraag

Je laptop is gestolen.
Je wilt dat de verzekeringsmaatschappij de schade aan jou betaalt.

Wat moet je als eerste doen?
A
De verzekering bellen
B
Een nieuwe laptop kopen
C
Aangifte doen bij de politie
D
De dief bellen

Slide 54 - Quizvraag

Je huurt een woning.
Heb je een opstalverzekering nodig?
A
Ja, iedereen heeft een opstalverzekering nodig.
B
Nee, een opstalverzekering is alleen voor mensen met een koophuis.
C
Ja, je krijgt dan geld bij diefstal.

Slide 55 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste wat je hebt geleerd vandaag?

Slide 56 - Open vraag