Talent H4.7 grammatica opdracht 8,9,10

grammatica
lesdoel:
Je leert de woordsoorten aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

grammatica
lesdoel:
Je leert de woordsoorten aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

grammatica
Je weet al wat:
-lidwoord, telwoord
-bijvoeglijk naamwoord
-zelfstandig naamwoord
-voorzetsel
-hulpwerkwoord
-zelfstandig werkwoord
-persoonlijk voornaamwoord 
-bezittelijk voornaamwoord


Slide 2 - Tekstslide

Lidwoorden
Er zijn drie verschillende lidwoorden.
  1. Het
  2. De
  3. Een

Slide 3 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
--> Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
  • Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer 
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
                                       Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!! 

Slide 5 - Tekstslide

Vaste voorzetsel
veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel:
vertrouwen op
beschikken over
houden van
Ze horen bij het werkwoord en zijn dus geen voorzetsel!

Slide 6 - Tekstslide

Hulpwerkwoord (HWW)
Een hulpwerkwoord is het hulpje van het zelfstandig werkwoord. 
Er kan altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin staan, maar
er mogen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan. 


Voorbeeld 1





Mijn zus wil graag leren tuinieren. 
Ik had gisteravond mijn huiswerk moeten maken. 

Slide 7 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Telwoord
Telwoorden zijn woorden die hoeveelheid aangeven. 

Makkelijke telwoorden met een cijfer erin: 
een, twee, drie, honderd
eerste, tweede, derde, honderdste

Moeilijke telwoorden (hoeveelheid zonder cijfer): 
veel, weinig, laatste, minste

Slide 10 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan. 
De aanwijzende voornaamwoorden zijn: deze, dit, die en dat

Voorbeeld:

Kijk, zie je dat broodje? 

Slide 11 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord







Vragend voornaamwoord (v vnw) De vragende voornaamwoorden zijn wie, wat, welke, wat voor (een). Ze staan meestal aan het begin van een vraagzin: 

Slide 12 - Tekstslide