Quiz EHBO (les 1: H1-2-3)

Quiz EHBO (les 1: H1-2-3)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EHBOHoger onderwijs

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

Onderdelen in deze les

Quiz EHBO (les 1: H1-2-3)

Slide 1 - Tekstslide

Wat is geen vitale functie van ons lichaam?
A
Het behouden van de lichaamstemperatuur
B
De spijsvertering
C
De hartslag (bloedsomloop)
D
De ademhaling

Slide 2 - Quizvraag

In eerste hulpverlening gebruiken we 6 basisprincipes. Wat betekent het principe "handel als eerste hulpverlener"?
A
Draag handschoenen om besmetting te vermijden.
B
Praat na de situaties met je collega's om alles te verwerken.
C
Stel jezelf voor en geef informatie.
D
Doe enkel handelingen die je mag uitvoeren.

Slide 3 - Quizvraag

Bij welke stap hoort dit thuis:
Je belt 112
A
Zorg voor veiligheid
B
Stel de toestand van het slachtoffer vast
C
Verwittig de hulpdiensten
D
Verleen verdere eerste hulp

Slide 4 - Quizvraag

Bij welke stap hoort dit thuis:
Je evacueert het slachtoffer alleen als er groot gevaar is
A
Zorg voor veiligheid
B
Stel de toestand van het slachtoffer vast
C
Verwittig de hulpdiensten
D
Verleen verdere eerste hulp

Slide 5 - Quizvraag

Bij welke stap hoort dit thuis:
Je controleert het bewustzijn
A
Zorg voor veiligheid
B
Stel de toestand van het slachtoffer vast
C
Verwittig de hulpdiensten
D
Verleen verdere eerste hulp

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke stap hoort dit thuis:
Je spoelt de brandwonden met lauw water
A
Zorg voor veiligheid
B
Stel de toestand van het slachtoffer vast
C
Verwittig de hulpdiensten
D
Verleen verdere eerste hulp

Slide 7 - Quizvraag

Bij de reanimatie van een baby of een kind ligt de nadruk op:
A
Het geven van borstcompressies
B
Het geven van comfort
C
Het controleren van de hartslag
D
Het geven van beademingen

Slide 8 - Quizvraag

Controle van het bewustzijn 
Controle van de ademhaling

Slide 9 - Sleepvraag

Stabiele zijligging gebruik je wanneer:
A
het slachtoffer bewust is en ademt
B
het slachtoffer bewust is maar niet ademt
C
het slachtoffer niet bewust is maar wel ademt
D
het slachtoffer niet bewust is en niet ademt

Slide 10 - Quizvraag

Hoe merk je dat er bij een baby of kind verstikking optreedt?
A
Het kind huilt zonder geluid
B
Het kind hoest en proest.
C
Je hoort het kind pogingen doen om te ademen
D
Het kind krijgt een roze huidskleur

Slide 11 - Quizvraag

Als een baby bij verstikking bewusteloos wordt, wat doe je? 
Ik geef toch beademingen. 
Ik geef geen beademingen. Dit is niet nuttig. 

Slide 12 - Sleepvraag

Bij verstikking:
A
Je legt de baby op je onderarm en start met borststoten
B
Je legt de baby op je onderarm en start met rugslagen.
C
Je legt de baby op een harde ondergrond en start met borststoten
D
Je legt de baby op een harde ondergrond en start met rugslagen

Slide 13 - Quizvraag

Bij verstikking:
A
Je legt het kind op een harde ondergrond en start met borstcompressies
B
Je legt het kind op een harde ondergrond en start met rugslagen.
C
Je staat achter het kind en start met borstcompressies
D
Je staat achter het kind en start met rugslagen.

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer moet je NIET doorverwijzen naar een arts?
A
Na het beademen wanneer je een stukje in de longen geblazen hebt
B
Wanneer een baby aanhoudend hoest
C
Na het geven buikstoten
D
Na het geven van rugslagen

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Bekijk het filmpje.
Welke fouten zie je?

Slide 17 - Open vraag