Workshop 4

in deze les leer je ... 
Herhaling van de kleuren
de lidwoorden
het vormen van het meervoud
zeggen of je iets (niet) leuk of lekker vindt 
zeggen wat je van het eten vindt 
reageren op een ander



1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

in deze les leer je ... 
Herhaling van de kleuren
de lidwoorden
het vormen van het meervoud
zeggen of je iets (niet) leuk of lekker vindt 
zeggen wat je van het eten vindt 
reageren op een ander



Slide 1 - Tekstslide

Sleep de Spaanse woorden naar de juiste kleuren.
amarillo
azul
negro
gris
rojo
verde
blanco
naranja
rosa
marrón

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

het zelfstandig naamwoord

El chico                                              La chica
Los chicos                                        Las chicas
un chico                                             una chica
unos chicos                                     unas chicas

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op

 

-O
-L
-AJE
-OR:


zijn meestal mannelijk
        Zelfstandige naamwoorden die                               eindigen op
                                           - A
                                          -SIÓN
                                           -CIÓN
                                            -DAD
                                         -TAD
-                              - ED


          zijn meestal vrouwelijk

Slide 5 - Tekstslide

Meervoud maken in het Spaans

Slide 6 - Tekstslide

Vul het juiste lidwoord in:
___ vecina
A
le
B
el
C
la
D
al

Slide 7 - Quizvraag

Zet het volgende woord in het meervoud: el libro
A
los libro
B
les libros
C
les libro
D
los libros

Slide 8 - Quizvraag

Woorden die eindigen op -ción (zoals información, educación) zijn meestal...
A
mannelijk (el)
B
vrouwelijk (la)

Slide 9 - Quizvraag

Koppel lidwoord aan zelfstandig naamw.
el
la
los
las
madres
tortuga
banco
museos

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Je zegt tegen iemand dat je iets wel of niet leuk/lekker vindt. 

(A mí ) me gusta la paella. 


(A mí)  no me gusta la paella.
Zo kan de ander reageren. 



A mí también. 
A mí no. 

A mí tampoco. 
A mí sí. 

Slide 15 - Tekstslide

reageren

-  A mí me gusta ir de vacaciones...............

 A mí también/ a mí no

- A mí no me gustan las vacaciones........

A mí tampoco/ a mí sí

- Yo voy de vacaciones..............................

Yo también/ yo no



Reageren:

- A mí me gusta ir de vacaciones.....

        a mí también / a mí no

- A mí no me gustan las vacaciones

        a mí tampoco/ a mí

                                             MAAR

- Yo voy de vacaciones.......

          yo también/ yo no

- Yo no tengo vacaciones

          yo tampoco/ yo sí

Slide 16 - Tekstslide

0

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

Maak de juiste keuze:

* (A mí) me...………... el color rojo.


A
gustan
B
gusta
C
gusto
D
gustas

Slide 19 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:

(A Juan).........................gusta cantar.


A
me
B
le
C
les
D
nos

Slide 20 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:

(A nosotros) nos……………...los animales


A
gustamos
B
gusta
C
gustáis
D
gustan

Slide 21 - Quizvraag

Wij houden van dansen.
A
Nos gustan bailar
B
Nos gusta bailar
C
Gustamos bailar
D
nos gustar bailar

Slide 22 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'gustar':

(a ti).............el deporte.
A
te gustas
B
te gusta
C
te gustan
D
te gusto

Slide 23 - Quizvraag

Reageer:
A nosotros nos gusta cantar
A
a vosotros tampoco
B
a vosotros también
C
vosotros también
D
vosotros no

Slide 24 - Quizvraag

reageer:
a ti te gustan las vacaciones
A
yo también
B
a mí también
C
nosotros sí
D
a nosotros tampoco

Slide 25 - Quizvraag

Reageer:
Yo tengo clase de español
A
yo tampoco
B
yo sí
C
a mí también
D
yo también

Slide 26 - Quizvraag

A mí me encantan las tapas
A
yo también
B
yo no
C
a mí también
D
a mí tampoco

Slide 27 - Quizvraag

no me gustan los deberes
A
yo no
B
a mí también
C
yo tampoco
D
a mí tampoco

Slide 28 - Quizvraag

zeggen wat je van het eten vindt ...
lekker: rico - rica - ricos - ricas 

El pescado está rico. 
La paella está rica.

Los helados están ricos.
Las patatas fritas están ricas. 

Slide 29 - Tekstslide

Falta algo? 
Falta algo?
Ontbreekt er iets? 

Sí , falta un plato. 
Sí , faltan dos copas de vino.

No, no falta nada. 

Slide 30 - Tekstslide

de tafel
het bord
het wijnglas
het glas
het mes
de vork 
de lepel 
het servet
het zout en de peper
la mesa
el plato
la copa
el vaso
el cuchillo
el tenedor
la cuchara
la servilleta
la sal y la pimienta

Slide 31 - Tekstslide

WIKIWIJS

oefenen 
leren 
met online oefeningen op Wikiwijs

link op de volgende dia

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Slide 34 - Video

Een bijzondere traditie....

Stierenvechten

Slide 35 - Tekstslide

Un picador

Slide 36 - Tekstslide

El torero con el torro

Slide 37 - Tekstslide

Hoe noem je een stierenvechter?
A
el torro
B
el toreador
C
el torero
D
el matador

Slide 38 - Quizvraag

hoe noem je de versierde stokken die ze in de nek van de stier steken?
A
bandanas
B
banditos
C
bandoleros
D
banderillas

Slide 39 - Quizvraag

in hoeveel tijd moet de stier gedood worden?
A
10 minuten
B
20 minuten
C
30 minuten
D
45 minuten

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Video

In welke plaats vinden elk jaar de stierenrennen plaats
A
Barcelona
B
Pompei
C
Zaragoza
D
Pamplona

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video