Oefentoets

Politiek juridisch
Burgerschap
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Politiek juridisch
Burgerschap

Slide 1 - Tekstslide

We zijn er bijna!
Vandaag: oefentoets + terugblik SexMatters
Maandag 03-04: toets 
Maandag 10-04: vrij 
Maandag 17-04: gastles Stichting Brijder
Verderop op de maandag eventuele inhaal of herkansing mogelijk

Alle toetsen met een voldoende afgerond en een voldoende aanwezigheidsregistratie? 
Dan zet ik een vinkje in EduArte!
Hoera! En tot op de diploma-uitreiking!

Slide 2 - Tekstslide

Oefentoets (29 vragen!)

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van een dictatuur?
A
Burgers hebben inspraak en stemrecht
B
Er zijn vrije verkiezingen
C
Er is vrijheid van meningsuiting
D
1 persoon (of kleine groep heeft alle macht

Slide 4 - Quizvraag

Bij hoeveel personen ligt de macht meestal in een dictatuur?
A
Bij 1 persoon
B
Bij alle mannen
C
Bij iedereen

Slide 5 - Quizvraag

Nederland is een democratie.
Wat betekent democratie?
A
De koning regeert
B
Het kabinet regeert
C
God regeert
D
Het volk regeert

Slide 6 - Quizvraag

In welke drie delen is de macht in ons land verdeeld?
A
wettelijke macht, bestuurlijke macht, rechterlijke macht
B
wettelijke macht, uitvoerende macht, rechterlijke macht
C
wetgevende macht, uitvoerende macht, rechterlijke macht
D
wetgevende macht, uitvoerende macht, bestuurlijke macht

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het doel van de verdeling van de macht in onze rechtsstaat?
A
Moet voorkomen dat 1 iemand of groep aan de macht komt
B
Moet voorkomen dat de macht geen verantwoording hoeft af te leggen
C
Moet onrechtvaardigheid voorkomen
D
A, B en C

Slide 8 - Quizvraag

De standpunten van een politieke partij staan in...
A
het debat
B
het verkiezingsprogramma
C
de formatie

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de grootste politieke partij in Nederland?
A
CDA
B
Partij van de Dieren
C
VVD
D
D66

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een verschil tussen linkse en rechtse politiek?
A
Linkse partijen willen dat de welvaart gelijker verdeeld wordt. Rechtse partijen willen meer individuele verantwoordelijkheid
B
Rechtse partijen willen dat de welvaart gelijker verdeel wordt. Linkse partijen willen meer verantwoordelijkheid voor de individu
C
Linkse partijen zijn tegen de democratische rechtsstaat. Rechtse partijen stemmen hier juist voor!
D
Rechtse partijen en linkse partijen kennen geen verschillen en hebben vergelijkbare ideeën over politiek

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van links naar rechts voor politieke partijen?
A
D66-CDA-PvdA
B
SGP-Denk-GroenLinks
C
PVV-50Plus-PvdA
D
SP-ChristenUnie-VVD

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een coalitie?
A
Als ministers goed met elkaar kunnen samenwerken
B
Alle partijen die met elkaar gaan regeren na een verkiezing
C
De Koning en de winnende politieke partij bij de verkiezingen
D
Wanneer de Eerste en Tweede Kamer samenkomen

Slide 13 - Quizvraag

Een compromis is ....
A
Een opdracht die je moet uitvoeren
B
Een afspraak
C
Een afspraak waarbij alle partijen wat toegeven
D
Een Frans gerecht

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het parlement?
A
Koning + ministers
B
De koning + de Tweede Kamer
C
De Eerste en de Tweede Kamer
D
Volksvertegenwoordigers van Nederland

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel zetels heeft het parlement?
A
75
B
150
C
225
D
250

Slide 16 - Quizvraag

Tot welke macht behoort de Eerste Kamer?
A
Uitvoerende macht
B
Wetgevende macht
C
Rechtsprekende macht

Slide 17 - Quizvraag

De Eerste Kamer wordt gekozen door:
A
de leden van de tweede kamer
B
de leden van de Provinciale staten
C
de ministers
D
de koning

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de taak van de Eerste Kamer?
A
Controleren of de Koning goed werkt
B
Wetten maken
C
Gemaakte wetten controleren
D
Verkiezingen regelen

Slide 19 - Quizvraag

De Eerste Kamer kan
A
Wetten maken of veranderen
B
alleen weten veranderen
C
alleen wetten goed- of afkeuren

Slide 20 - Quizvraag

Wat gebeurt er als de Eerste Kamer het niet eens is met een plan van de minister?
A
Dan wordt het plan een wet
B
Dan wordt het plan geen wet

Slide 21 - Quizvraag

Wie zitten er in de Tweede Kamer?
A
ministers
B
volks-vertegenwoordigers
C
minister-president
D
koning en ministers

Slide 22 - Quizvraag

Als je niet in de coalitie zit ben je:
A
Skeer
B
Oppositie
C
Afwezig

Slide 23 - Quizvraag

De Tweede Kamer kan
A
Weten maken en veranderen
B
alleen wetten veranderen
C
Alleen wetten van de regering goedkeuren of afkeuren

Slide 24 - Quizvraag

Wie is de baas in de Tweede Kamer?
A
Niemand – er is wel een voorzitter die zorgt dat er goed vergaderd wordt
B
De grootste politieke partij
C
De minister-president
D
Mark Rutte

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een rechtsstaat?
A
Een staat waarin recht wordt gesproken
B
Een staat waarin rechts wordt gereden
C
Een staat waarin iedereen dezelfde rechten heeft
D
Een staat waarin iedereen mag stemmen

Slide 26 - Quizvraag

Bij welke macht hoort het Openbaar Ministerie?
A
wetgevende macht
B
uitvoerende macht
C
rechterlijke macht

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een overtreding?
A
Doorlopen waar een bord “verboden toegang” staat.
B
Een fiets stelen.
C
Een schuurtje openbreken.
D
Iemand een klap geven.

Slide 28 - Quizvraag

Welk gedrag wordt beschouwd als een misdrijf?
A
Geen id kaart bij je hebben
B
In het donker fietsen zonder licht
C
Mobiel bellen achter het stuur
D
Een winkeldiefstal plegen

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een VOG?
A
een verklaring dat je een strafbare feiten hebt gepleegd
B
een verklaring dat je geen strafbare feiten hebt gepleegd

Slide 30 - Quizvraag

Of je een VOG krijgt is afhankelijk van het soort werk dat je gaat doen
A
waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Gender =
Sekse =
A
Gender is in je hoofd, sekse in je broek
B
Gender is in je broek, sekse is op wie je valt
C
Gender is in je broek, sekse is in je hoofd
D
Gender is in je hoofd, sekse is op wie je valt

Slide 32 - Quizvraag

Ik heb het idee dat ik voor nu voldoende weet voor de toets.
Ja
Nee

Slide 33 - Poll

Slide 34 - Tekstslide