V4 - modale hulpwerkwoorden

V4 - K2 - die Modalverben
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

V4 - K2 - die Modalverben

Slide 1 - Tekstslide

modale
hulpwerkwoorden
(die Modalverben)

Slide 2 - Woordweb


mögen

dürfen 
müssen
sollen
lusten / houden van 
moeten (wil van een ander)
moeten (noodzakelijk)
mogen

Slide 3 - Sleepvraag

wollen
möchten
können
wissen
kunnen
weten 
willen 
willen (wens)

Slide 4 - Sleepvraag

Modalverben

Slide 5 - Tekstslide

die Übersetzung 
  • dürfen  = mogen, toestemming hebben
  • können = kunnen, in staat zijn
  • mögen  = lusten, lekker vinden, houden van
  • müssen = moeten, als noodzaak (het kan niet anders, wet)
  • sollen  = moeten, als wens van een ander, aanraden, bevel
  • wollen = willen
  • wissen = weten
möchten = zou graag willen (wordt heel anders vervoegd dan de andere werkwoorden)

Slide 6 - Tekstslide

Präsens
müssen
können
dürfen
sollen
wollen
mögen
möchten
ich
muss
kann
darf
soll
will
mag
möchte
du
musst
kannst
darfst
sollst
willst
magst
möchtest
er/sie/es
muss
kann
darf
soll
will
mag
möchte
wir
müssen
können
dürfen
sollen
wollen
mögen
möchten
ihr
müsst
könnt
dürft
sollt
wollt
mögt
möchtet
sie/Sie
müssen
können
dürfen
sollen
wollen
mögen
möchten

Slide 7 - Tekstslide

regels tegenwoordige tijd
1.  Bij ich  en  er/sie/es : hebben deze werkwoorden 
     geen uitgang .
2. In het enkelvoud (ich - du - er/sie/es) verandert de  
     klinker in de stam (behalve bij sollen)
3. Bij wir en sie (meervoud) en Sie (u) heb je altijd de hele 
     werkwoordsvorm.

Slide 8 - Tekstslide

Bij welke vorm hebben modale werkwoorden geen uitgang?
A
ich en du
B
ich en er/sie/es
C
ich en wir
D
er/sie/es en ihr

Slide 9 - Quizvraag

Präteritum
müssen
können
dürfen
sollen
wollen
mögen
ich
musste
konnte
durfte
sollte
wollte
mochte
du
musstest
konntest
durftest
solletest
wolltest
mochtest
er/sie/es
musste
konnte
durfte
sollte
wollte
mochte
wir
mussten
konnten
durften
sollten
wollten
mochten
ihr
musstet
konntet
durftet
solltet
wolltet
mochtet
sie/Sie
mussten
konnten
durften
sollten
wollten
mochten

Slide 10 - Tekstslide

regels verleden tijd
1.  geen Umlaut!

Slide 11 - Tekstslide

Hausaufgaben
Für Donnerstag den 10. November:

Kapitel 2 (C): Aufgaben 10 + 11 + 12 + 13 + 17 + 19 + 20

Slide 12 - Tekstslide