Les 12 Haastige spoed is zelden goed (geen toets)

Les 12: Haastige spoed is zelden goed.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeerVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les 12: Haastige spoed is zelden goed.

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
- Je hebt geleerd dat je voorzichtig moet zijn bij brug- en spoorwegovergangen
-Je kent de gedragsregels bij trein en brug

Slide 2 - Tekstslide

Haastige spoed is zelden goed!  Doel Je leert:
-dat je beter iets te laat kunt zijn dan in het ziekenhuis
-dat bij haastig rijden je oplettendheid verminderd
-dat er meer van je reactievermogen gevraagd wordt
-de verkeersregels vaak niet worden nageleefd als je haast hebt
-het bord: voetgangersoversteekplaats

Slide 3 - Tekstslide

Deze bromfietser had haast. Hij trok zich niets van de lichten aan, en reed door
A
groen
B
rood

Slide 4 - Quizvraag

Op gevaarlijke kruispunten staan vaak verkeerslichten. Die staan daar juist om het verkeer _____

Slide 5 - Open vraag

Een auto nadert een kruispunt met verkeerslichten. De bestuurder heeft gezien dat het verkeerslicht al een tijdje op groen staat. Wat kan hij het beste doen?
A
hij kan hard gaan rijden om te proberen nog over het kruispunt te komen.
B
hij moet vaart minderen, omdat het licht wel dadelijk op oranje zal springen.

Slide 6 - Quizvraag

Hannie is op de fiets. Ze nadert een kruispunt met verkeerslichten. Het licht springt op oranje. Wat kan ze het beste doen?
A
ze moet nu afremmen, want het licht springt dadelijk op rood.
B
zij kan nu beter hard doorrijden.

Slide 7 - Quizvraag

Als je verkeerslichten nadert, kun je het beste altijd snelheid
A
vermeerderen
B
verminderen

Slide 8 - Quizvraag

Kijk goed naar het plaatje! 

Slide 9 - Tekstslide

Robert en Bas hebben _____. er zijn ________ in het zwembad. Daar doen ze ook aan mee. Ze zijn te ____
ze moeten een ____________ passeren. 
nu loopt het nog net goed af. 
Anja is _____. die neemt  de ___________ voordat ze oversteekt. ze __________________. 
tijd
verstandig
wedstrijden
laat
onbewaakte overweg
kijkt en luistert
haast

Slide 10 - Sleepvraag

Bart komt te laat op school en rijdt veel te hard. Hij moet rechtsaf. Nu gaat het mis. Wat vergeet hij?

Slide 11 - Open vraag

De bocht naar rechtst moet hij....

Slide 12 - Open vraag

Marit is te laat voor school. Ze
wil de bus rechts inhalen. Mag dat?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Waarom is het wel gevaarlijk wat Marit doet?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

Een bromfietser rijdt op de rijbaan binnen de bebouwde kom. Hij rijdt 50 km per uur. hij krijgt een bekeuring. Waarom?

Slide 16 - Open vraag

Simon moet voor vijf uur op het voetbalveld zijn. Hij moet trainen maar hij is te laat. Daarom heeft hij zo'n haast. 

Slide 17 - Tekstslide

Simon nadert een
A
voorrangsweg
B
gewone weg

Slide 18 - Quizvraag

Je ziet wat Simon doet. Hij moet hier...
A
doorrijden
B
wachten

Slide 19 - Quizvraag

bovendien geeft hij geen _____ aan

Slide 20 - Open vraag

Het loopt nu nog goed af. 

Haastige spoed is zelden goed! 

Slide 21 - Tekstslide

De regel: 'Alle bestuurders van rechts hebben voorrang' geldt hier....
A
niet
B
wel

Slide 22 - Quizvraag

De fiets en de auto moeten beide linksaf. wie gaat voor?
A
De auto, omdat hij bij het snelverkeer hoort?
B
de fietser, omdat alle bestuurders van rechts voorgaan.

Slide 23 - Quizvraag

Wie gaat hier voor?
A
De fietser, die hoort tot het verkeer.
B
De ruiters, want alle bestuurders van rechts gaan voor.

Slide 24 - Quizvraag

Linde en Mike zijn bij de rotonde. wie hebben hier voorrang?
A
de auto
B
Linde en Mike

Slide 25 - Quizvraag

Rachid gaat naar de korfbalvereniging. De auto slaat rechts af. De auto heeft zijn richtingsaanwijzer aan. Dit doet hij
A
goed
B
niet goed.

Slide 26 - Quizvraag

Wie mag er eerst, Rachid of de auto?
A
Rachid
B
de auto

Slide 27 - Quizvraag

Je bent wijs in het verkeer
Nog  4 herhalingsvragen van de voorgaande lessen. 
Dan zijn we klaar met les 12.
Er is geen toets

Slide 28 - Tekstslide

Voor het rijden op een snorfiets moet je
A
16 jaar zijn
B
18 jaar zijn

Slide 29 - Quizvraag

Voor het rijden op een snorfiets heb je
A
een rijbewijs nodig
B
geen rijbewijs nodig.

Slide 30 - Quizvraag

Janine heeft haas. De vrachtauto staat voor de zebra stil. Janine wil de auto voorbij. Waarom is dat verboden?

Slide 31 - Open vraag

Josje blijft op het fietspad. Zij blijft de rotonde volgen. De bromfietser gaat naar rechts. Josje moet...
A
wel wachten op de bromfiets
B
niet wachten op de bromfiets

Slide 32 - Quizvraag