In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Herhaling H4 duurzaamheid
Slide 1 - Tekstslide
Noteer achter het begrip dat hoort bij onderstaande beschrijving:
Het opnieuw gebruiken van grondstoffen.
A
Hercycling
B
Vervanging
C
Recyclen
D
Hergebruik
Slide 2 - Quizvraag
Noteer achter het begrip dat hoort bij onderstaande beschrijving:
Energiebronnen die ontstaan uit de resten van planten en dieren. .
A
Duurzame energie
B
Kernfusie
C
Kernenergie
D
Fossiele brandstof
Slide 3 - Quizvraag
Bij duurzame ontwikkeling kan je voorzien in eigen behoefte zonder dat het milieu belast wordt.
A
Juist
B
Onjuist
C
Misschien
Slide 4 - Quizvraag
Bij het verbouwen van gewassen of het produceren van spullen wordt weinig energie verbruikt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Wat wordt er verstaan onder 'milieu'?
A
De leefomgeving
B
Klimaatsverandering
C
Het klimaat van onze leefomgeving
D
De atmosfeer
Slide 6 - Quizvraag
Natuurlijke hulpbronnen zijn:
A
Een bron om hulp vandaan te halen, denk aan hulporganisaties
B
Manieren om de natuur te helpen
C
Producten uit de natuur die de mens gebruikt
Slide 7 - Quizvraag
Welk woord hoort bij de zin: Ik heb uitgerekend hoeveel ruimte ik inneem als ik kijk naar wat ik eet en koop.
A
Milieu
B
Duurzame ontwikkeling
C
Draagkracht
D
Ecologische voetafdruk
Slide 8 - Quizvraag
Welk woord hoort bij de zin: Ik heb uitgerekend hoeveel ruimte ik inneem als ik kijk naar wat ik eet en koop.
A
Milieu
B
Duurzame ontwikkeling
C
Draagkracht
D
Ecologische voetafdruk
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent milieu?
A
Natuurlijke leefomgeving
B
Lucht
C
Uitlaatgassen
D
Dampkring
Slide 10 - Quizvraag
Het brengen van schadelijke of andere ongewenste stoffen in onze leefomgeving
A
Vervuiling
B
Afwenteling
C
Ontbossing
D
Uitputting
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de impact van de kledingindustrie op het milieu?
A
Het heeft geen grote invloed.
B
Het zorgt voor minder CO2-uitstoot
C
Het veroorzaakt watervervuiling en verspilling van natuurlijke hulpbronnen
D
Het promoot milieuvriendelijke landbouwpraktijken
Slide 12 - Quizvraag
Je wilt een kaart over de kledingindustrie zoeken
A
Trefwoordenregister
B
Algemene Inhoud
C
Register van topografische namen
D
Algemene legenda
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van luchtverontreiniging?
A
Schoon drinkwater
B
Zonlicht
C
Rook van fabrieken
D
Fijnstof uit verkeer
Slide 14 - Quizvraag
Hoe kan bodemverontreiniging ontstaan?
A
Zonne-energie
B
Natuurlijke erosie
C
Chemische lekkages
D
Afvaldumping
Slide 15 - Quizvraag
Wat betekent "duurzaamheid" in relatie tot de kledingindustrie
A
Het produceren van kleding met de hoogste prijs
B
Het produceren van kleding die lang meegaat
C
Het gebruik van gerecyclede materialen in de kledingproductie
D
Het verminderen van afval en het minimaliseren van de impact op het milieu.
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de ecologische voetafdruk?
A
Hoeveel water we per persoon verbruiken.
B
Hoeveel ruimte we per persoon nodig hebben.
C
Hoeveel voedsel we per persoon verbruiken.
D
Hoeveel welvaart we per persoon hebben.
Slide 17 - Quizvraag
4 goed = 2p
2-3 goed = 1p
<2 goed = 0p
Grondstoffen
Bevolkingsprognose
Ecologische voetafdruk
Duurzame ontwikkeling
De verwachte groei van de bevolking in een bepaald gebied.
De ruimte die een persoon nodig heeft om zijn leven te kunnen leiden
Voorzien in eigen behoeften zonder dat het milieu belast wordt en zonder dat grondstoffen uitgeput raken
Ruw materiaal dat nog bewerkt moet worden tot producten waar je iets aan hebt
Slide 18 - Sleepvraag
Grondstoffen die heel diep uit de aarde komen noemen we ook ...
A
Natuurlijke hulpbronnen
B
delfstoffen
C
hernieuwbare hulpbronnen
Slide 19 - Quizvraag
Wat past niet bij hernieuwbare hulpbronnen?
A
water
B
voedsel
C
aardolie
D
hout
Slide 20 - Quizvraag
Jerry woont in een oud appartement in de binnenstad van Den Bosch. Zijn appartement heeft energielabel F, maar daar is Jerry niet blij mee.
Op welke twee manieren kan Jerry het energielabel van zijn huis verbeteren naar een A?
Slide 21 - Open vraag
Bram woont in de binnenstad van Tilburg en gooit per jaar 500 kilogram afval weg in ondergrondse containers. Op welke twee manieren kan Bram zijn afvalvoetafdruk verkleinen? Typ 1 spatie antwoord spatie 2 spatie antwoord!
Slide 22 - Open vraag
Noteer of de onderstaande beschrijving juist of onjuist is.
Je kan spullen niet cradle-to-cradle produceren.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Noteer of de onderstaande beschrijving juist of onjuist is.
Bijna 30% van al het watergebruik op aarde gaat naar landbouw.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Waarom is een electrische auto die op stroom rijdt niet altijd duurzaam?
Je moet meerdere antwoorden kiezen!
A
Stroom is niet groen
B
Accu's zijn niet duurzaam
C
Rijdt ook op benzine
D
Er komt geen CO2 vrij
Slide 25 - Quizvraag
Welke begrippen kun je allemaal bij de foto hiernaast gebruiken?
A
Intensivering
B
Biologische landbouw
C
Schaalvergroting
D
Kennisintensief
Slide 26 - Quizvraag
Noteer achter het begrip dat hoort bij onderstaande beschrijving:
Het verbouwen van één gewas op grote stukken grond.
A
Monolisering
B
Monocultuur
C
Schaalvergroting
D
Intensivering
Slide 27 - Quizvraag
Welk begrip past het beste bij onderstaande omschrijving?
Boerin Karin heeft in Gelderland een boerderij waar het voer uit eigen land komt en waar het onkruid verwijderd wordt met een schoffel in plaats van met bestrijdingsmiddelen.
Slide 28 - Open vraag
Waarom hoort een poetslap die gemaakt is van spijkerbroeken goed binnen een circulaire economie?
Slide 29 - Open vraag
Wat heeft de enorme toename van natuurlijke hulpbronnen te maken met de ecologische voetafdruk?
Slide 30 - Open vraag
Welk continent heeft de laagste ecologische voetafdruk in de wereld?
Slide 31 - Open vraag
Hoeveel bedraagt de ecologische voetafdruk van Nederland?
Slide 32 - Open vraag
Noteer achter het begrip dat hoort bij onderstaande beschrijving:
Een manier van landbouw waarbij veel techniek gebruikt wordt.