Q&A week 4, uitscheiding

Lesdoelen
  • hoe kun je je verdiepen en motiveren?
  • uitscheiding
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Q&AMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
  • hoe kun je je verdiepen en motiveren?
  • uitscheiding

Slide 1 - Tekstslide

Uitscheiding
Vanuit welke casus komt dit onderwerp?

Slide 2 - Tekstslide

google: Uitscheiding
betekent het afvoeren van afvalstoffen. Het lichaam verliest vocht en afvalstoffen via het maag-darmkanaal (ontlasting, diarree en braken), via de nieren en urinewegen (urine), transpiratievocht via de huid en eventueel sputum vanuit de luchtwegen.

Slide 3 - Tekstslide

Google: uitscheiding verpleegkunde
De zorg voor uitscheiding bestaat uit de zorg voor de uitscheidingsfunctie van darmen, blaas en huid. Via de uitscheidingsorganen worden afvalstoffen uit het lichaam verwijderd: ontlasting via het maagdarmkanaal, urine via de urinewegen, transpiratievocht via de huid.

Slide 4 - Tekstslide

Uitscheiding
  • maagdarmstelsel
  • urinestelsel
  • huid 

Slide 5 - Tekstslide

  • Hazel: maagdarmstelsel en urine stelsel
  • John: huid
  • Lucy: huid 

Slide 6 - Tekstslide

  • hoe moet ik beginnen?
  • waarom is het interessant om dit te leren?
  • of...hoe maak ik het interessant?
  • wat ga ik leren?
  • hoe ga ik het leren?

Slide 7 - Tekstslide

Hoe moet ik beginnen?
Ik ben bezig met de casus van Hazel, dus ik kies het maagdarmstelsel en het urinestelsel.

Wat is normaal?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Anatomie boek
  • maagdarmstelsel
  • urinestelsel 
  1. welke organen zijn onderdeel van deze stelsels?
  2. hoe zijn ze opgebouwd?
  3. hoe werken ze?
  4. etc

Slide 10 - Tekstslide

Maagdarmstelsel
  • mond
  • slokdarm
  • maag
  • dunne darm
  • dikke darm
  • rectum
De vertering start in de mond en is klaar in de dikke darm. Daar wordt het vocht uit de nog overgebleven brei gehaald en wordt ontlasting gevormd. Dit poep je uit

Slide 11 - Tekstslide

Urinestelsel
  • dikke darm filtert vocht uit je ontlasting
  • nieren maken urine
  • ureteren brengen urine naar de blaas
  • urine gaat via urethra naar buiten

De nier maakt voorurine en vervolgens de uiteindelijke urine.
Dit plas je uit.
 

Slide 12 - Tekstslide

Heb ik nu genoeg informatie die aansluit op mijn casus?

Slide 13 - Tekstslide

Over incontinentie van urine en ontlasting of misschien wel uitscheiding in algemene zin wil ik meer weten van mijn docent, ik vraag om hulp 
  • ik wil meer weten over de organen: dat kan ik vinden in mijn anatomie boek. De docent kan wel met je meekijken en op basis van vragen stellen je helpen om je te verdiepen
  • ik wil meer weten over de zorg rond uitscheiding: daarin kan mijn docent mij helpen verdiepen

Slide 14 - Tekstslide

Uitscheiding algemeen
  • urine
  • ontlasting
  • transpiratie
  • sputum
  • menstruatie/post partum
  • wondvocht
Als zorggever let je in algemene zin op wat is het normale patroon zodat je het signaleert wanneer het afwijkt en in actie komt.

Slide 15 - Tekstslide

Uitscheiding: incontinentie

Slide 16 - Tekstslide

Vormen van urine incontinentie
  • Stressincontinentie: bij hoesten niezen, lachen, vooral bij vrouwen, training bekkenbodem en blaas
  • Urge- incontinentie, over actieve blaas, bekkenbodemspieroefeningen
  •  Overloopincontinentie: verliezen van kleine beetje, verzwakte blaasspier of obstructie
  • Reflexincontinentie, op reflex basis, bij verstoring in samenspel tussen hersenen en blaas
  • Functionele incontinentie, geen controle en geen aandrang 

Slide 17 - Tekstslide

Oorzaken incontinentie ontlasting
  • Incontinentie kan optreden als gevolg van diarree. Bij diarree is de aandrang zo heftig dat het niet mogelijk is de ontlasting op te houden. Bereik je niet op tijd het toilet of de postoel, dan verlies je de ontlasting.
  • De zorgvrager kan een aandoening van de darmen hebben waardoor diarree ontstaat, bijvoorbeeld chronische darmontsteking.
  • De zorgvrager kan een darmoperatie hebben ondergaan waardoor de ontlasting onvoldoende kan indikken en hij altijd dunne ontlasting heeft.
  • Er kan sprake zijn van een cognitieve stoornis, bijvoorbeeld dementie, waardoor het besef er niet meer is om de ontlasting op te houden.
  • Er kan sprake zijn van neurologische stoornissen waardoor de kringspier van de anus niet meer werkt, zoals bij een dwarslaesie, een CVA en multiple sclerose.
  • Er kan sprake zijn van een beschadiging van de kringspier van de anus door letsel, bijvoorbeeld een ruptuur als gevolg van een bevalling.  

Slide 18 - Tekstslide

zorg bij uitscheiding
  •  hygiëne; handhygiëne, handschoenen, protocol
  • zorg om het welbevinden van de zorgvrager; NB schaamte
  • observeren van de uitscheidingsproducten en afwijkingen signaleren: alleen bij altijd observeren ga je de afwijkingen goed herkennen.
Methodisch werken:
  •  je stemt je zorg af op de zorgbehoefte van de zorgvrager
  •  je observeert het uitscheidingspatroon,
  • je geeft zorg die afgestemd is op de zorgbehoefte 
  •  je coördineert en evalueert de zorg
     

Slide 19 - Tekstslide

Zorgbehoefte inschatten
Observatie:
  • mictie patroon: frequentie, hoeveelheid, kleur, geur, helderheid, gebruik van hulpmiddelen, zoals een blaaskatheter of plaswekker, pijn of moeite bij de mictie?
  • defecatie patroon: frequentie, vorm, hoeveelheid, consistentie, geur, kleur, veranderingen in het patroon, gebruik van laxeermiddelen, abnormale bestanddelen, pijnklachten?
Je verzamelt ook gegevens over de factoren die van invloed zijn op de uitscheiding.
  • Drinkt de zorgvrager voldoende en hoe is zijn vochtbalans?
  • Beweegt de zorgvrager voldoende?
  • Heeft de zorgvrager een dieet of gebruikt hij medicijnen die van invloed zijn op de uitscheiding?
  • Heeft de zorgvrager last van spanningen of stress?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Afwijkingen diurese
Patroon:
  • Bij oligurie is de urineproductie minder dan 500 ml per 24 uur.
  • Bij anurie is de urineproductie minder dan 50 ml per 24 uur.
  • Bij polyurie is de urineproductie meer dan 2 liter per 24 uur.
  • Bij nycturie is de urineproductie in de nacht groter.
Kleur:
  • Helder en lichtgekleurd: als de concentratie van de urine laag is bij een hoge productie.
  • Donkergeel: bij een kleine urineproductie waarbij de concentratie hoog is.
  • Donkerbruin met geel schuim: duidt op een hoog gehalte aan galkleurstof (bilirubine).
  • Roodbruin vleesnatkleurig: duidt op bloed in de urine (hematurie).
Geur:
  • UWI ammoniak
  • ontregelde DM aceton 

Slide 22 - Tekstslide

Acties bij diarree
  • Zorg ervoor dat de zorgvrager bij aandrang snel naar het toilet of op de po kan.
  • Geef de zorgvrager in overleg (tijdelijk) incontinentiemateriaal.
  • Houd een vochtbalans bij.
  • Zorg voor extra vochtopname (bouillon, thee, water). Gebruik eventueel een oplossing met glucose en zout (ORS) om uitdroging tegen te gaan.
  • Adviseer de zorgvrager geen zoetigheid, koekjes, chocolade en melkproducten te gebruiken, want deze verergeren de diarree.
  • Zorg voor aangepaste voeding. Ga na wat de zorgvrager kan verdragen. Normale voeding is geen bezwaar bij diarree.
  • Geef zo nodig extra hygiënische verzorging na pogebruik en toiletbezoek.
  • Vraag de zorgvrager zijn handen steeds goed te wassen na toiletbezoek.
  • Maak het toilet drie keer per dag schoon bij diarree, desinfecteer het toilet bij besmetting van de bril.
  • Geef de zorgvrager informatie over diarree.
  • Raadpleeg de arts en stel je op de hoogte van de adviezen bij diarree op de website van het voedingscentrum  

Slide 23 - Tekstslide

Hazel heeft een gevoelige huid en stoffen uit ontlasting en urine geven meer kan op huidproblemen. 
  • Wil ik daar meer over weten? Zo ja, zie evt les over voorkomen van huid complicaties bij bedrust in de volgende slide
  • Ben ik daar nog niet aan toe? Dat is ook ok

Slide 24 - Tekstslide

Slide 4 t/m 14

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Q&A volgende week
Botten & spieren
Vanuit welke casus?
Welke verdieping zoeken jullie?
Wat bereiden jullie voor?
Wat bereid ik voor?

Slide 27 - Tekstslide

Hoe verdiep ik me?
Start
  • hoe begin ik?
  • waarom is dit interessant?
Midden
  • gaat het goed?
  • wat kan ik doen om het weer interessant te maken?
Einde
  • heb ik mijn doel behaald?
  • heb ik tijdig hulp gevraagd?

Slide 28 - Tekstslide