Samengestelde zinnen maken H2

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- lezen uit het leesboek
- uitleg samengestelde zinnen
- oefeningen samengestelde zinnen maken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je leert samengestelde zinnen herkennen.
Je leert voegwoorden herkennen. 
Je leert de persoonsvormen en de onderwerpen in samengestelde zinnen vinden. 

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk
Maak oefening 1 t/m 3 vanaf blz. 28.

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoudige zinnen






          Ik zwem in het zwembad.                                                   De fans juichen.

Slide 5 - Tekstslide

enkelvoudige zinnen
Enkelvoudige zinnen zijn zinnen met één persoonsvorm (en één onderwerp).

Bijvoorbeeld:
Gisteren heb ik nasi gegeten bij de Chinees.
Daarvoor hebben we gezellig geschaatst op het IJsselmeer.

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn zinnen met meerdere persoonsvormen en onderwerpen. 
Deze zinnen worden bijna altijd verbonden door een voegwoord

Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom maak je samengestelde zinnen?
  • Samengestelde zinnen maken een tekst beter en prettiger leesbaar. 
  • Samengestelde zinnen brengen samenhang in een tekst. 



Slide 8 - Tekstslide

Hoe dan?
Dat kun je onder andere doen door enkelvoudige en samengestelde zinnen af te wisselen. 

Enkelvoudige zinnen hebben één persoonsvorm, samengestelde zinnen hebben meer dan één persoonsvorm. Enkelvoudige zinnen zijn daardoor vaak korter dan samengestelde zinnen.

Slide 9 - Tekstslide

DUS
Enkelvoudige zin = 1 persoonsvorm en 1 onderwerp

Samengestelde zin = 2 persoonsvormen en 2 onderwerpen 
(of soms zelfs meerdere persoonsvormen en meerdere onderwerpen)


Slide 10 - Tekstslide

Hoe maak je samengestelde zinnen?
Samengestelde zinnen worden samengevoegd via voegwoorden
Kijk maar eens naar het rijtje met voegwoorden en naar de voorbeeldzinnen. 

Slide 11 - Tekstslide

diverse voegwoorden
en, maar, want, of
terwijl, voordat, nadat, zodat, omdat, dus, toen, als, wanneer, hoewel, echter, dat
(enzovoort)

Slide 12 - Tekstslide

samengestelde zinnen
Marloes neemt drinken mee. Levi zorgt voor de broodjes.
(in elke zin staat 1 PV en 1 OND)

Marloes neemt drinken mee en Levi zorgt voor de broodjes. 
(in de samengestelde zin staan 2 PV's en 2 OND's. Ze worden samengesteld via het voegwoord en). 

Slide 13 - Tekstslide

samengestelde zinnen
Ik ga naar de tandarts. Ik heb kiespijn.
(in elke zin staat 1 PV en 1 OND)
Ik ga naar de tandarts, want ik heb kiespijn.
(in de samengestelde zin staan 2 PV's en 2 OND's. Ze worden samengesteld via het voegwoord want). 

Slide 14 - Tekstslide

samengestelde zinnen
Ik ga naar de dokter. Ik voel me ziek.
Ik ga naar de dokter, omdat ik me ziek voel.
Omdat ik me ziek voel, ga ik naar de dokter. 

Een zin kan ook beginnen met het voegwoord. Tussen de 2 persoonsvormen staat dan altijd een komma. 

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn de persoonsvormen?
1. Sinds dit jaar werk ik in Lisse, maar ik woon nog steeds in Alphen aan den Rijn.
2. Klas 2m3 werkt hard, maar kan soms nog harder kletsen.
3. Soms maken leerlingen me gek, maar ik vind ze wel leuk.
4. Vooral mavoleerlingen vind ik leuk, want zij zeggen vaak wat ze denken.

Slide 16 - Tekstslide

- Maak 3 enkelvoudige zinnen over jouw aankomende weekend.

- Maak 3 samengestelde zinnen over jouw favoriete serie op Netflix.

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Maak oefening 1 t/m 4 vanaf blz. 30.

Maak oefening 1 t/m 4 vanaf blz. 28.


Slide 18 - Tekstslide

Oefenen in het lesboek
Blz.
maak opdracht 

Slide 19 - Tekstslide