1. Aan het einde van de les ken je de basisbegrippen: onderwerp, hoofdgedachte, alinea, tekstopbouw en publiek.
2. Aan het einde van de les ken je de verschillende manieren van lezen en kun je ze toepassen.
3. Aan het einde van de les ken je de vier tekstsoorten en de tekstdoelen die daarbij horen.
4. Aan het einde van de les ken je de signaalwoorden die een tekstverband aangeven en je herkent het tekstverband.