werkwoordspelling verleden tijd

 Werkwoordspelling


Les 2 Werkwoordspelling
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 Werkwoordspelling


Les 2 Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

't exkofschip
xtc-koffieshop

Slide 2 - Tekstslide

oefenen
Mischa en Kai .... (hurken) gisteren naast de verdrietige peuter.
Tegenwoordige tijd of Verleden tijd?
Enkelvoud of meervoud?
Sterk of zwak werkwoord?


Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel euro (besteden) jij gisteren in de stad?
A
bestede
B
besteedde
C
besteden
D
besteedden

Slide 4 - Quizvraag

De pestvogel (leven) vroeger in het noorden van Scandinavië.
A
leeft
B
leefte
C
leefde
D
leefden

Slide 5 - Quizvraag

Het bedorven ei (drijven) vanochtend in de pan.
A
droof
B
drijfde
C
drijfden
D
dreef

Slide 6 - Quizvraag

Het parkeerverbod in de Walstraat (gelden) niet op zaterdag.
A
geldde
B
gold
C
geldden
D
golden

Slide 7 - Quizvraag

Na de karatetraining (snellen) ik me vorige week naar huis voor de wedstrijd van Ajax.
A
snelde
B
snolde
C
snelden
D
snolden

Slide 8 - Quizvraag

Een orkaan (razen) over de Filipijnen in 2018.
A
raasde
B
raaste
C
raasden
D
raasten

Slide 9 - Quizvraag

Vroeger (worden) ik altijd misselijk in de Python in de Efteling.
A
word
B
werd
C
wordt
D
werdt

Slide 10 - Quizvraag

Kim en Klaas (rennen) gisteravond drie rondjes extra.
A
rende
B
renden
C
rande
D
randen

Slide 11 - Quizvraag

Met grote ogen (staren) tante Wil gisteravond naar de TOTO uitslag.
A
staarte
B
stuurde
C
stoerde
D
staarde

Slide 12 - Quizvraag

Daniëlle (aanvaarden) de excuses van Lotte.
A
aanvaarden
B
aanvaarde
C
aanvaardde
D
aanvaardden

Slide 13 - Quizvraag

Na één seizoen (verdwijnen) de slechte serie alweer van tv.
A
verdwoon
B
verdween
C
verdwaan
D
verdwuun

Slide 14 - Quizvraag

De arme hondjes (rillen) van de kou.
A
rilde
B
rilden
C
rildde
D
rildden

Slide 15 - Quizvraag

Rob en ik (kaften) aan het begin van het schooljaar de boeken.
A
kaftte
B
kaftten
C
kafte
D
kaften

Slide 16 - Quizvraag

Wij (verbazen) ons steeds weer over de cijfers.
A
verbaasde
B
verbaaste
C
verbaasden
D
verbaasten

Slide 17 - Quizvraag

Die voetbalsupporters (fluiten) heel hard tegen de scheidsrechter.
A
fluitte
B
fluitten
C
flootten
D
floten

Slide 18 - Quizvraag

Google (komen) eind vorig jaar met een VR-bril.
A
kwam
B
kwamen
C
komde
D
komden

Slide 19 - Quizvraag

De bril (projecteren) toen een bal op de muur.
A
projecteert
B
projecteerd
C
projecteerde
D
projecteerte

Slide 20 - Quizvraag

Google (testen) de bril in hun geheime testlab.
A
teste
B
testte
C
testten
D
testen

Slide 21 - Quizvraag