Werken les 4



Werken



4 Met werk kom je verder
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les



Werken



4 Met werk kom je verder

Slide 1 - Tekstslide

Wie heeft er een hogere status?
A
Vuilnisman
B
Chefkok

Slide 2 - Quizvraag

Wat bepaalt (in werk) je sociale status?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Waarom is een opleiding belangrijk?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Video

Wat is de omschrijving van het begrip norm?

Slide 7 - Open vraag

Welk van de volgende is een waarde?
A
Opstaan voor ouderen in de bus
B
Niet discrimineren
C
Niet wildplassen
D
Gelijkheid

Slide 8 - Quizvraag

Welk van de volgende is een wet?
A
Opstaan voor ouderen in de bus
B
Niet discrimineren
C
Niet wildplassen
D
Gelijkheid

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet de man van de piramide met behoeften?

Slide 10 - Open vraag

Premies worden alleen betaald door werkende mensen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Je hebt altijd sollicitatieplicht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de arbowet?

Slide 13 - Open vraag

CAO en Arbeidscontract zijn hetzelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Geef een nadeel van zwart werken.

Slide 15 - Open vraag

Maatschappelijke ladder
  • Maatschappelijke ladder: alle maatschappelijke posities van hoog naar laag.
  • vb. Chirurg heeft meer aanzien dan verpleger.

Slide 16 - Tekstslide

Maatschappelijke ladder
  • Je positie wordt bepaald door:
  1. Kennis en vaardigheden (leerling lager dan meester)
  2. Macht en verantwoordelijkheid (werknemer lager dan werkgever)
  3. Inkomen (Chirurg hogere status dan schooldirecteur).
  • Ladder ook persoonlijk, meer status voor Messi of chirurg?

Slide 17 - Tekstslide

Ongelijkheid en mobiliteit
  • Sociale ongelijkheid: macht, kennis en geld zijn niet eerlijk over de mensen verdeeld. 
  • Dit was vroeger erger dan nu, overheid probeert in te grijpen.
  • Sociale mobiliteit: mogelijkheid te stijgen op de ladder. Opleiding en inzet belangrijker dan beroep ouders.

Slide 18 - Tekstslide

Een vuilnisman heeft staat hoger op de maatschappelijke ladder dan een chef kok.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Welke drie dingen bepalen je maatschappelijke positie?

Slide 20 - Open vraag

Sociale mobiliteit betekent:
A
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder
B
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving.
C
Alle maatschappelijke posities van hoog naar laag
D
Je kunt bewegen, zoals dansen, waardoor je een betere positie hebt.

Slide 21 - Quizvraag

Na deze les ken je/kun je:
  • Begrippen: Maatschappelijke ladder, sociale ongelijkheid en sociale mobiliteit.
  • Je kunt beroepen op maatschappelijke ladder plaatsen.
  • Je kunt uitleggen dat sociale mobiliteit mogelijk maakt dat je stijgt en daalt op maatschappelijke ladder
  • Je weet dat sociale ongelijkheid nu kleiner is dan vroeger.

Slide 22 - Tekstslide