Unidad 2 El lugar donde vivo - Parte 1.5

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
Repasar los verbos 'hay', 'estar' y 'ser'

hablar de canciones/series/películas españolas

Slide 2 - Tekstslide

Hay 
¿Significa?

Slide 3 - Tekstslide

Er is/er zijn
- Heeft maar één vorm!
Gebruik je bij:

- un/una/unos/unas:           en la ciudad hay unos restaurantes
- mucho/poco:                      en la ciudad hay muchos restaurantes
- un número:                             en la ciudad hay tres restaurantes

Slide 4 - Tekstslide

Estar
¿Significa?

Slide 5 - Tekstslide

Zich bevinden/liggen/zijn
- Moet je vervoegen!

Gebruik je bij:
El/la/los/las
La estación está en el centro
Los coches están en el centro
El autobús está en el centro

Slide 6 - Tekstslide

Ser = zijn
Mi padre es dentista
(mijn vader is tandarts)

Yo soy holandesa
(ik ben Nederlandse)
Nosotros somos hermanos
(wij zijn broers)
Wat is het verschil??
Estar = zijn
Mi padre está en el centro
(Mijn vader is in het centrum)

Yo estoy enferma
(ik ben ziek)

Él está en España
(hij is in Spanje)

Slide 7 - Tekstslide

Ser = zijn

Mi padre es dentista
Yo soy holandesa
Él es de España
Nosotros somos hermanos


Ser = vast,  een langdurige eigenschap
Estar = zijn

Mi padre está en el centro
Yo estoy enferma (ziek)
Él está en España
Nosotros estamos de vacaciones (op vakantie)

Estar = tijdelijk

Slide 8 - Tekstslide

En mi casa _____ un libro.
A
hay
B
está
C
es

Slide 9 - Quizvraag

En mi casa _____ tres libros.
A
hay
B
están
C
es

Slide 10 - Quizvraag

La estación _____ en el centro de Madrid.
A
hay
B
está
C
es

Slide 11 - Quizvraag

Mi madre ______ doctora.
A
hay
B
está
C
es

Slide 12 - Quizvraag

Los perros ______ en el jardín (tuin).
A
hay
B
está
C
están
D
es

Slide 13 - Quizvraag

No ______ una biblioteca en el pueblo.
A
hay
B
está
C
es

Slide 14 - Quizvraag

Mis hermanos _____ de Colombia.
A
hay
B
está
C
están
D
son

Slide 15 - Quizvraag

¿Cómo se llama esta serie?

Slide 16 - Tekstslide

Andere (leuke) series:

- Narcos (aanrader!!)
- Velvet (lekkere "zoetsappige" serie)
- Las chicas del cable
- Gran Hotel
- Mar de plástico
- Vis a vis
- Élite
- Sky Rojo
- Valeria
- Alta Mar
- El embarcadero (Disney Plus)
- Vivir sin permiso
- Mentiras
- La víctima número ocho


Series/films kijken in het Spaans is een super goede (en leuke) manier om nieuwe woorden te leren en aan de uitspraak te wennen!

Slide 17 - Tekstslide

Wie kent een van deze mensen?

Slide 18 - Tekstslide

Ooit een Spaanse film gezien?

Slide 19 - Tekstslide

Persoonlijke favoriet:
Thi Mai
Quién te cantará

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

En deze personen?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Los deberes:
Quizlet:
A1E1 + A1E2 (net als vorige week!) + El verbo estar
Libro: 2.03 + 2.04

Luister (minimaal) drie liedjes in het Spaans
Laat volgende week tijdens de les weten welke liedjes je hebt geluisterd!

Slide 26 - Tekstslide