(havo/vwo3) H2 Bronnen: Nederland bereikbaar paragraaf 3

Planning:
  • Introductie
  • Uitleg: paragraaf 3 H2 blz. 29 + B160, B196, B197 B198, B199
  • maken opdracht paragraaf 3 blz. 31/32 nabespreken paragraaf 3
  • afsluiting
Aan het einde van de les kan/weet je:
  • welke maatregelen er bedacht zijn om files te verminderen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning:
  • Introductie
  • Uitleg: paragraaf 3 H2 blz. 29 + B160, B196, B197 B198, B199
  • maken opdracht paragraaf 3 blz. 31/32 nabespreken paragraaf 3
  • afsluiting
Aan het einde van de les kan/weet je:
  • welke maatregelen er bedacht zijn om files te verminderen

Slide 1 - Tekstslide

0

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

uitleg/aantekeningen

Slide 4 - Tekstslide

We kennen 3 vormen van binnenlandse migratie:
Urbanisatie
Sub-urbanisatie
Re-urbanisatie
Migratie waarbij mensen van het platteland richting de stad trekken
Migratie waarbij mensen van de stad naar het platteland trekken
Migratie waarbij mensen die voorheen gesuburbaniseerd waren nu weer terugtrekken naar de stad

Slide 5 - Tekstslide

Hier wonen, daar werken
  • De reden dat mensen verschillende vormen van binnenlandse migratie aanhouden heeft ermee te maken waar ze nu wonen en waar ze werken. Dit is één factor waardoor we deze vormen van binnenlandse migratie onderscheiden. 
  • Als je woont in Rotterdam, maar werkt in Den Haag bijvoorbeeld. Dit kan een reden zijn voor een individu om te verhuizen in de buurt van zijn werkplek. 
  • Nederland telt veel forensen: mensen die voor hun werk reizen tussen woon- en werkgemeente --> woon-werkverkeer.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een stad en een dorp?
Stad:                                                    
  • Historische binnenstad, veel bebouwing, hoge adressendichtheid, veel hoogbouw
  • Woningen, bedrijventerreinen, wegen- en spoorlijnen
  • Veel inwoners, hoge bevolkingsdichtheid, multiculturele samenleving, weinig gezinnen
  • Veel stedelijke voorzieningen


Dorp (platteland):
  • Weinig bebouwing, veel open ruimte, veel laagbouw, lage adressendichtheid
  • Huizen, boerderijen, vooral landbouw, natuur en recreatie
  • Weinig inwoners, lage bevolkingsdichtheid, relatief veel gezinnen
  • Weinig voorzieningen

Slide 7 - Tekstslide

  • Nederland is een klein land maar dichtbevolkt met inmiddels ruim 17 miljoen inwoners! Het drukbevolkste gebied is toch wel de Randstad waar de 4 grote steden onderdeel van uitmaken. 
  • Utrecht is hierin letterlijk en figuurlijk ons middelpunt. Het is een centraal verkeersknooppunt van waaruit je in principe overal terecht komt. 
  • Om de bevolkingsdruk in ons land te verdelen wonen veel mensen in de plaatsen om de stad heen zodat ze alsnog dicht bij de stad wonen!
Het reizen tussen woonplaats en werkplaats wordt woon-werkverkeer genoemd waarbij de mensen die dit reisgedrag vertonen een forens worden genoemd.

Slide 8 - Tekstslide

Het verplaatsen van mensen en goederen met behulp van een vervoersmiddel -> Mobiliteit
Dit zorgt voor:
  1. Toename stedelijkheid
  2. Meer woon-werk verkeer
Factoren waardoor de mobiliteit is toegenomen:
  • Bevolkingsgroei (1960-2015)
  • Welvaartsgroei -> auto
  • Vrije tijdsverkeer
  • Verbetering infrastructuur -> afname relatieve afstanden

Slide 9 - Tekstslide

Vanaf 1960
Suburbanisatie door:
  • - toegenomen welvaart
  • -tegenomen autobezit

  • Het landelijk gebied verstedelijkt (stadsgewest)

Slide 10 - Tekstslide

Stadsgewest
  • 1961-1990
  • Mensen vertrekken uit de stad, dankzij de welvaart kunnen ze 'in het groen' gaan wonen (suburbanisatie)
  • Bedrijven verlaten de binnenstad ook, zo zijn ze beter bereikbaar 
  • Zo ontstaat een stadsgewest: een gebied waarin de omringede plaatsen op tal van terreinen verbonden zijn met de centrale stad
  • stedelijk gebied = Randstad

Slide 11 - Tekstslide

bedrijfsverplaatsingen
  • - vanuit Randstad naar het oosten en zuiden van het land.
  • - lagere grondprijzen

  • - minder oponthoud

Slide 12 - Tekstslide

Forensenstromen
  • - rondom grote steden
  • - gevolg  van suburbanisatie
  • -inkomende en uitgaande pendel (pendelrichting)
  • - congestie/file

Slide 13 - Tekstslide

Filedruk 
  • Lengte van de file x de tijd dat je in de file staat. 
  • Hieruit kan je de file beoordelen. 

Slide 14 - Tekstslide

Forensisme → Congestie → afname bereikbaarheid

Slide 15 - Tekstslide

Soorten maatregelen om files te verminderen:
  1. uitbreiden infrastructuur
  2. slimmer gebruik maken van infrastructuur
  3. aanpassen van de inrichting
  4. verbeteren openbaar vervoer

Slide 16 - Tekstslide

nieuwe snelwegen of verbreed

Slide 17 - Tekstslide

Matrixborden
doseerlichten

Slide 18 - Tekstslide

Beleid veranderen: compacte stad

Slide 19 - Tekstslide

openbaar vervoer

Slide 20 - Tekstslide

voorbeeld toets vraag: Geef een verklaring voor het hoge percentage autobezit in Zeeland.

Slide 21 - Tekstslide

zelfstandig werken
lezen paragraaf 3  H2 Nederland bereikbaar + B160, B196, B197 B198, B199
maken opdracht 1 t/m 6 paragraaf 3 H2
gebruik hierbij:
tekstboek blz. 30/31
werkboek blz. 31/32
stoplicht: Rood = stil lezen en werken. Oranje = fluisteren als je wilt overleggen. Groen = normaal praat niveau met werken
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

bekijk het volgende filmpje over het verkeer in Nederland als extra informatie over de paragraaf

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

herhalen/nabespreken

Slide 25 - Tekstslide

Waar zullen de eerste snelwegen van Nederland gebouwd zijn?
A
Noorden
B
Oosten
C
Zuiden
D
Westen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is GEEN reden voor de verbetering van de mobiliteit?
A
Meer gebruik van smartphones
B
Toename van vrije tijd
C
Groei van de bevolking
D
Groei van welvaart

Slide 27 - Quizvraag

Congestie of file is van alle tijden. De eerste file ontstond op welke dag?
A
1e pinksterdag 1910
B
1e pinksterdag 1925
C
1e pinksterdag 1940
D
1e pinksterdag 1955

Slide 28 - Quizvraag

Wat is geen oplossing voor het fileprobleem?
A
Meer rijbanen
B
Spitsstrook
C
P&R-mogelijkheden
D
Airmiles voor fietsers

Slide 29 - Quizvraag

Waarom is deze zwarte auto hier?
A
Hij heeft pech en staat daarom veilig op de vluchtstrook
B
Hij is een aso, heeft haast en probeert rechts in te halen
C
Hij maakt handig gebruik van de spitsstrook
D
Hij komt uit Engeland en denkt dat hij daar moet rijden

Slide 30 - Quizvraag

Stad
Dorp
1000 inwoners
Albert Heijn XL
Vrijstaande woningen
Hoogbouw
Attractiepark

Slide 31 - Sleepvraag

Wie is geen voorbeeld van een forens?
A
Studenten
B
Vrachtwagenchauffeur
C
Docenten
D
Politieagent

Slide 32 - Quizvraag