Herhalingsles voor repetitie hv2a/hv2b

Wat gaan we doen vandaag? 
- Welkom! 
- Nakijken huiswerk
- 1 tegen honderd 
- Escape the classroom 
- Afsluiting
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag? 
- Welkom! 
- Nakijken huiswerk
- 1 tegen honderd 
- Escape the classroom 
- Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga aan de slag met de Test jezelf of de afsluiting. 
Doe dit online of in je boek. 
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Over de streep
Wat hoort wel bij absolutisme en wat niet? 

Slide 3 - Tekstslide

1 tegen 100

Slide 4 - Tekstslide


Wat was een stadhouder?
A
De voorzitter van de Staten-Generaal
B
Een burgermeester
C
De baas over het leger en de vloot
D
Een regent en de baas over een gewest

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de Oostzeevaart?
A
Handel tussen Nederland en het Oostzeegebied
B
Handel tussen Azië en Amerika
C
Handel tussen Nederland en Scandinavië
D
Handel vanuit de Oostzee

Slide 6 - Quizvraag

Wat is slavernij?
A
Als één heerser over het hele volk regeert.
B
Als een persoon eigendom is van iemand anders.
C
Als een persoon werkt tegen een kleiner loon.

Slide 7 - Quizvraag

De republiek werd bestuurd door regenten. Regenten zijn....
A
machtige burgers uit rijke koopmanfamilies
B
machtige edellieden die veel handelden
C
mensen van adel met veel geld
D
een koning zoals Willem van Oranje

Slide 8 - Quizvraag

Lodewijk XIV was een:
A
absolute vorst
B
verlicht absolute vorst
C
een keizer
D
zonnekoning

Slide 9 - Quizvraag


Toen Lodewijk XIV koning werd..
A
gaf hij meer macht aan de edelen
B
liet hij zich ook wel de Sterrenkoning noemen
C
liet hij een enorm paleis bouwen in Parijs
D
schafte hij de rechten van de hugenoten (Franse protestanten) af

Slide 10 - Quizvraag

Wie was de raadspensionaris?
A
De man die de binnen- en buitenlandse zaken van de Republiek regelde.
B
De man die het gezag over het leger en de vloot had.

Slide 11 - Quizvraag

Waarom wordt de Gouden Eeuw de GOUDEN Eeuw genoemd ?
A
Vanwege de specerijen.
B
Nederland is in deze eeuw héél erg rijk geworden
C
Er was in die tijd veel goud.
D
Door de mooie gouden schepen.

Slide 12 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij deze uitleg: "Het recht om als enige te handelen met een bepaald gebied."
A
Oostzeevaart
B
Handelsmonopolie
C
Wereldeconomie
D
Handelskapitalisme

Slide 13 - Quizvraag

Michiel de Ruyter was een ......?
A
Engelse zeeheld
B
Nederlandse schilder
C
Rijke koopman
D
Nederlandse zeeheld

Slide 14 - Quizvraag

Welke steden namen de Oostzeevaart over na 1450?
A
Gelderland en Groningen
B
Amsterdam, Enkhuizen en Hoorn
C
Drenthe en Utrecht
D
Friesland en Zeeland

Slide 15 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij deze uitleg: "Het opslaan van goederen, voordat je ze verkoopt."
A
Stapelmarkt
B
Oostzeevaart
C
Wereldeconomie
D
Driehoekshandel

Slide 16 - Quizvraag

De WIC handelde in?
A
Slaven, tabak en specerijen
B
Slaven, suikerriet en specerijen
C
Steenkool, tabak en suikerriet
D
Slaven, tabak en suikerriet

Slide 17 - Quizvraag

Waarom wordt de "Gouden Eeuw" de GOUDEN eeuw genoemd?
A
Doordat de Nederland erg veel verdiend hebben in deze eeuw.
B
In de kunst werd erg veel goud gebruikt.
C
Deze eeuw was Nederland leidend op veel gebieden. Bijvoorbeeld sport.
D
Het was een eeuw van grote voorspoed.

Slide 18 - Quizvraag

Gouden Eeuw
Welke eeuw was de Gouden Eeuw?
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eeuw

Slide 19 - Quizvraag

Waarom reisde tsaar Peter de Grote naar de Republiek?
A
Hij wilde van zijn koninkrijk een Republiek maken.
B
Hij wilde de koning van de Republiek ontmoeten.
C
Hij wilde leren om van zijn koninkrijk een zeevarend land te maken.

Slide 20 - Quizvraag

Wie kreeg de schuld van het Rampjaar?
A
Maurits
B
Johan van oldenbarevelt
C
Hugo de groot
D
De Witt

Slide 21 - Quizvraag

Wat was de bijnaam van Lodewijk XIV
A
Maradonna
B
Goddelijke koning
C
Zonnekoning
D
Versailles le Roi

Slide 22 - Quizvraag

Centraal bestuur is:
A
Vanuit meerdere steden regeren
B
Vanuit 1 plek regeren met dezelfde wetten
C
Overal dezelfde wetten
D
Rondreizen door je gebied met verschillende wetten

Slide 23 - Quizvraag

De Gewestelijke Staten was...
A
Prins Maurits en Johan van Oldenbarnevelt
B
Staten-Generaal en de Stadhouder
C
Het bestuur van een gewest (provincie)
D
Het bestuur van een stad

Slide 24 - Quizvraag

Wat was het gevolg van het rampjaar?
A
De verwoesting van Nederland
B
Het einde van een tijdperk
C
Einde van de Gouden eeuw van Nederland
D
De verwoesting van de VOC

Slide 25 - Quizvraag

De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een gewest en hoeveel gewesten waren er in de Nederlanden?
A
een soort provincie ; er waren er 10
B
een soort provincie; er waren er 17
C
een ander woord voor een land; er waren er 17
D
een ander woord voor een land; er waren er 10

Slide 27 - Quizvraag

Wat is handelskapitalisme?

A
Een vorm van handel met als doel het maken van winst
B
Een economisch systeem waarbij iedereen hetzelfde verdiende
C
Een systeem waarbij het kapitaal uit handel weer geïnvesteerd werd in handel
D
Een economisch systeem waarin veel gehandeld werd in valuta

Slide 28 - Quizvraag

Wat waren regenten?
A
Mannen met belangrijke bestuurlijke functies
B
Ministers
C
Handelaren met veel geld
D
Plaatsvervangers van de Spaanse koning

Slide 29 - Quizvraag

Antoni van Leeuwenhoek was een...
A
uitvinder van het slingeruurwerk.
B
uitvinder van de Snelle kaart.
C
aanhanger van het rationalisme.
D
uitvinder van de microscoop.

Slide 30 - Quizvraag

De Russische tsaar Peter de Grote verbeterde de handel in Rusland door een Zeevaartacademie op te richten.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Wie is er op de afbeelding te zien?
A
Willem van Oranje
B
Tsaar Peter de Grote
C
Lodewijk XIV

Slide 32 - Quizvraag

Wat was Johan de Witt?
A
Koning
B
Raadspensionaris
C
Stadhouder
D
Hertog

Slide 33 - Quizvraag

Lodewijk XIV was de....
A
Koning van Spanje
B
Keizer van Frankrijk
C
Koning van Frankrijk
D
Belangrijkste man in België

Slide 34 - Quizvraag

Lodewijk XIV
A
De 13e
B
De 14e
C
De 15e
D
De 16e

Slide 35 - Quizvraag

Welk begrip zie je hier?
A
Oostzeevaart
B
Handelskapitalisme
C
Driehoekshandel
D
VOC

Slide 36 - Quizvraag

Als ik verdraagzaam ben, dan ben ik...?
A
Helemaal niet tolerant tegen anderen
B
Bereid om minder leuke dingen te accepteren
C
Heel veel gewicht aan het dragen
D
Erg rijk en machtig

Slide 37 - Quizvraag

Absolutisme is:
A
Een soort drank
B
Ander woord voor Grondwet
C
Vertegenwoordigers van de 3 standen
D
Vorm van macht , waarin de koning alle macht heeft.

Slide 38 - Quizvraag

De WIC voer op
A
Indonesië
B
Suriname
C
Scandinavië
D
Amerika

Slide 39 - Quizvraag

Waarom wilde Peter de Grote, de Russische keizer, in de 17e eeuw naar Nederland?
A
om te leren hoe hij moest zeilen
B
om Nederlands te leren schrijven
C
om eenschip te kopen
D
om schepen te leren bouwen

Slide 40 - Quizvraag

Het 'rampjaar' was in ...
A
1670
B
1671
C
1672
D
1673

Slide 41 - Quizvraag

De WIC
A
werd opgericht in 1621
B
werd opgericht in 1602
C
werd opgericht op aandringen van Johan van Oldenbarnevelt
D
was speciaal opgericht voor de slavenhandel.

Slide 42 - Quizvraag

Escape the classroom 

Slide 43 - Tekstslide