48-2,3: Leestekens, koppelteken en weglatingsstreepje

Welkom!
Neem blz. 250 alvast voor je.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Neem blz. 250 alvast voor je.

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
leestekens op de juiste manier gebruiken,
koppeltekens en weglatingsstreepje op de juiste manier gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens
  • 5 leestekens
  1.  Punt
  2. Vraagteken
  3. Uitroepteken
  4. Komma (aanhalingstekens)
  5. Dubbele punt

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens
- Begin van de zin hoofdletter
- Einde van een zin leesteken

Komma's
- Twee persoonsvormen
- Voegwoorden
- Opsomming in/van een zin, directe rede.


Slide 4 - Tekstslide

koppelteken en weglatingsstreepje

Slide 5 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk dat je goed kunt spellen?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Het koppelteken
  • Een samenkoppeling van meer dan drie woorden krijgt een streepje, zodat het overzichtelijk blijft: het staakt-het-vuren, laag-bij-de-gronds
  • Ook als met deze samenkoppeling een nieuwe samenstelling wordt gemaakt, maar het tweede deel mag er dan aan vast: doe-het-zelfzaak, nek-aan-nekrace
  • In samenstellingen waarbij er twee klinkers achter elkaar komen te staan die gaan botsen (klinkerbotsing): auto-ongeluk, oma-achtig, ski-jas
  • Alleen bij een samenstelling van twee woorden: zo-even en niet in één woord: poëzie, vacuüm

Slide 8 - Tekstslide

Het koppelteken
  • Bij samenstellingen die beginnen met een letter, teken of afkorting: cd-speler, &-teken, 40-plusser
  • Let op: alleen bij samenstelling, dus wel: cd'tje, dvd's
  • Bij aardrijkskundige namen: Zuid-Holland, Noord-Amerika
  • Bij woorden met Sint of St: sint-bernhardshond, Sint-Pietersberg
  • Bij woorden met de voorvoegsels: niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, adjunct-, kandidaat-, interim-, leerling-, assistent-, collega- 
  • Bij samenstellingen uit twee gelijke delen: trainer-coach, minister-president

Slide 9 - Tekstslide

Weglatingsstreepje
Dinsdagavond en woensdagavond ga ik sporten.
Fietsvakanties, werkvakanties en taalvakanties zijn best populair. 

Samengestelde woorden. Soms kun je een deel vervangen door een weglatingsstreepje. 


Slide 10 - Tekstslide

Dan krijg je:

Dinsdag- en woensdagavond ga ik sporten


Fiets-, werk- en taalvakanties zijn best populair

Slide 11 - Tekstslide

Noteer het weglatingsstreepje op de juiste plek:

wielerwedstrijden en hardloopwedstrijden

Slide 12 - Open vraag

Nog eens:
wiellengte of neuslengte

Slide 13 - Open vraag

Kijk eens naar de volgende woorden:

radioomroep

autoongeluk

70jarige

%teken

NoordNederland

haatliefdeverhouding

Slide 14 - Tekstslide

Theorie (koppelteken)
Koppeltekens gebruiken we:
- om leesfouten te vermijden, klinkerbotsing
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen
- in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland
- bij cijfers, letters en andere tekens
$-teken, vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek

Slide 15 - Tekstslide

Vervolg theorie (koppelteken)
- bij dubbele achternamen
Ernst Jansen-Steur, Hannie Werters- van de Hoek
- bij een functie, rang of titel
assistent-bedrijfsleider, minister-president
- in de combinatie 'niet + een ZN'
niet-roker, niet-alledaags
- tussen gelijkwaardige delen in een samenstelling
woon-werkverkeer, haat-liefdeverhouding, hang-en-sluitwerk

Slide 16 - Tekstslide

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 17 - Quizvraag

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
BMIwaarden
B
BMI-waarden

Slide 18 - Quizvraag

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
14 jarigen
B
14-jarigen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is juist?
A
ex-roker
B
ex roker
C
exroker
D
ëxroker

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist?
A
mee-ëten
B
mee-eten
C
meeëten
D
meëeten

Slide 21 - Quizvraag


Wat is de juiste schrijfwijze?
A
verzekeringsmaatschappij
B
verzekerings-maatschappij
C
verzekerings maatschappij
D
ik weet het niet

Slide 22 - Quizvraag


Wat is de juiste schrijfwijze?
A
whiskycola
B
whisky cola
C
whisky-cola
D
ik weet het niet

Slide 23 - Quizvraag


Wat is de juiste schrijfwijze?
A
adjunctdirecteur
B
adjunct directeur
C
adjunct-directeur
D
ik weet het niet

Slide 24 - Quizvraag


Wat is de juiste schrijfwijze?
A
winkelcentrum
B
winkel centrum
C
winkel-centrum
D
ik weet het niet

Slide 25 - Quizvraag


Wat is de juiste schrijfwijze?
A
Calvépindakaas
B
Calvé pindakaas
C
Calvé-pindakaas
D
A en C mogen allebei

Slide 26 - Quizvraag


Wat is de juiste schrijfwijze?
A
kophalsrompboerderij
B
kop hals romp boerderij
C
kop-hals-romp-boerderij
D
kop-hals-rompboerderij

Slide 27 - Quizvraag


Wat is de juiste schrijfwijze?
A
langetermijnplanning
B
lange termijn planning
C
lange-termijn-planning
D
lange-termijnplanning

Slide 28 - Quizvraag

Maken/huiswerk
Blz. 250: opdracht 1, 2, 4.
Blz. 254: opdracht 2, 3, 4.
Daarna verder met de discussie.

Slide 29 - Tekstslide