Les 2. Doelgroepanalyse

Methodisch werken
Periode 1. Les 2. 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
KvDMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Methodisch werken
Periode 1. Les 2. 

Slide 1 - Tekstslide

Methodisch werken
Heeft het woord methode in zich.
De definitie van het woord methode is:

  • Vaste, weldoordachte manier van handelen om een bepaald doel te bereiken

Slide 2 - Tekstslide

Methodisch werken
Methodisch werken is bewust handelen  volgens vooraf geplande stappen of een bepaalde manier (methodiek) om een doel te behalen. 

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht
Het vak methodisch werken is deze periode gekoppeld aan het vak activiteitenbegeleiding.

  • Je leert hoe je een draaiboek moet schrijven bij Methodisch werken (Selina Wijnsma)
  • Je bedenkt en voert een activiteit uit bij activiteitenbegeleiding (Pieta Menage) 

Slide 4 - Tekstslide

Het draaiboek
Je weet nu dat je binnen de zorg methodisch moet werken. Je moet vooraf bedenken wat je gaat doen en waarom. Voor je een activiteit (met cliënten) uit kan voeren is het schrijven van een draaiboek een handig hulpmiddel. Een draaiboek bestaat uit verschillende hoofdstukken die wij de komende weken gaan behandelen. 

Slide 5 - Tekstslide

Het draaiboek
Bestaat uit verschillende hoofdstukken:

  • Doelgroep analyse
  • De activiteit
  • Het doel
  • Benodigdheden & budget
  • Begeleidingsstijl




  • Aanpassingen en veiligheid
  • Afronden
  • Overzichtsschema
  • Productevaluatie
  • Procesevaluatie


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Vandaag
  • Hoofdstuk 1: Doelgroepanalyse

  • Tijd over? Aan de slag

    Boek: Methodiek MZ. 


Slide 10 - Tekstslide



In de doelgroepanalyse (of doelgroepbeschrijving) schets je een beeld van de deelnemers aan de activiteit. Je beschrijft sowieso een paar vaste onderdelen: 
  • Leeftijdscategorie
  • aantal deelnemers,
  • Ziektebeeld/beperking
  • Cognitieve ontwikkeling, 
  • Lichamelijke ontwikkeling, 
  • Sociaal-emotionele ontwikkeling, 
  • (On)mogelijkheden, 
  • Behoeftes/wensen.

Slide 11 - Tekstslide

Leeftijdscategorie
Hoe oud zijn de deelnemers die de activiteit gaat uitvoeren?

  • Baby's en peuters (0-4)
  • Kleuter en schoolkind (4-12)
  • Puber en adolescent (12-18)
  • Volwassene en oudere (18 - ☠)

Slide 12 - Tekstslide

Leeftijdscategorie
Hoe oud zijn de deelnemers die de activiteit gaat uitvoeren?

  • Baby's en peuters (0-4)
  • Kleuter en schoolkind (4-12)
  • Puber en adolescent (12-18)
  • Volwassene en oudere (18 - ☠)

Slide 13 - Tekstslide

Jullie voeren de activiteit uit voor je eigen klas. Welke doelgroep is dit?

Slide 14 - Open vraag

Aantal deelnemers
Hoeveel mensen doen mee met de activiteit? 

Slide 15 - Tekstslide

Ziektebeelden/beperkingen
Welke ziektebeelden en/of beperkingen komen er voor?
  •  Benoem deze en beschrijf het kort. Bijvoorbeeld:
     Dementie is een verzamelnaam voor meer dan 50 ziekten, waarbij de hersenen informatie niet meer goed kunnen verwerken. De bekendste is de ziekte van Alzheimer. Mensen met dementie hebben een combinatie van symptomen, bijvoorbeeld geheugenverlies en veranderend gedrag. 

Slide 16 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling
  • Dit is de ontwikkeling van het denken, het geheugen en de taal. Ook wel verstandelijke ontwikkeling genoemd. 
  • Beschrijf de cognitieve ontwikkeling van je doelgroep helder en beknopt. Een halve tot een hele a4 is voldoende. 
  • Voor de cognitieve ontwikkeling van de puber/adolescent kijk in boek Methodiek MZ. Thema 2 hoofdstuk 6.

Slide 17 - Tekstslide

Sociaal emotionele ontwikkeling
  • Sociaal emotionele ontwikkeling is kort samengevat: omgaan met jezelf en de ander.
  • Het gaat dus over inzicht in jezelf en de ander en daarnaast omgaan met je eigen gevoelens en die van de ander.
  • Beschrijf de sociaal emotionele ontwikkeling van je doelgroep helder en beknopt. Een halve tot een hele a4 is voldoende. 

Slide 18 - Tekstslide

Lichamelijke ontwikkeling
  • De lichamelijke ontwikkeling is de ontwikkeling van het lichaam, die ziet er anders uit voor iemand van 2 dan voor iemand van 92.
     
  • Beschrijf de lichamelijke ontwikkeling van je doelgroep helder en beknopt. Een halve tot een hele a4 is voldoende.  

Slide 19 - Tekstslide

(On)mogelijkheden
Bij (On)mogelijkheden moet je denken aan specifieke dingen die je doelgroep wel of juist niet kan.

  • Heb je cliënten die ernstig dement zijn? Dan kan je geen memory spelen -> wel oude liejdes zingen
  • Heb je cliënten met Parkinson dan kan je geen dokter bibber spelen -> wel cake bakken

Slide 20 - Tekstslide

Behoeftes en wensen
Wat vind de doelgroep nou écht leuk om te doen?
  • Een peuter van 3 jaar  maak je misschien blij met een sesamstraat knutsel-> daar worden de meeste pubers niet gelukkig van
    Is er iets wat de doelgroep wil leren?
  • Een cliënt met een LVB die zelfstandig wil wonen wil waarschijnlijk graag leren koken

Slide 21 - Tekstslide

Volgende week
  • Korte terugblik

  • Hoofdstuk 2: de activiteit

  • Tijd over? Aan de slag!


Slide 22 - Tekstslide