In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 4 - Elektriciteit
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Hoe groot is het vermogen van het motortje?
A
1,5 W
B
0,0015 W
C
24 W
D
24 000 W
Slide 3 - Quizvraag
Bereken de spanning over lampje b.
A
0,009 V
B
9 V
C
4410 V
D
4,41 V
Slide 4 - Quizvraag
Paragraaf 4.1 stroomkring maken
Slide 5 - Tekstslide
Welke onderdelen zijn zeker nodig voor een werkende gesloten stroomkring?
Slide 6 - Open vraag
Welke uitspraak is waar?
A
Een vaste stof is altijd een geleider
B
Stroom loopt even gemakkelijk door alle metalen heen.
C
Een schakelaar kan de geleidende verbinding in een stroomkring verbreken.
Slide 7 - Quizvraag
Welke van de stoffen is geen geleider?
A
Aluminium
B
Koper
C
Staal
D
Pvc
Slide 8 - Quizvraag
Je ziet hiernaast twee manieren om de stroomsterkte te meten. Welke uitspraak is waar?
A
Beide meters zullen dezelfde stroomsterkte aangeven.
B
De meter in de linker stroomkring zal geen stroomsterkte aangeven.
C
De meter in de linker stroomkring zal de laagste stroomsterkte aangeven.
D
De meter in de rechter stroomkring zal de laagste stroomsterkte aangeven.
Slide 9 - Quizvraag
Paragraaf 4.2 spanningsbronnen
Slide 10 - Tekstslide
Welke van de onderstaande is geen spanningsbron?
A
Accu
B
Zonnecel
C
Spanningsmeter
D
Batterij
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de eenheid van spanning?
A
volt (V)
B
ampère (A)
C
watt (W)
Slide 12 - Quizvraag
Hoe groot is de spanning die de spanningsmeter aangeeft?
A
0,9 V
B
4,5 V
C
9 V
Slide 13 - Quizvraag
Je ziet vier manieren om batterijen van 1,5 V te schakelen. Welke schakeling levert samen een spanning van 3,0 V?
A
Schakeling A
B
Schakeling B
C
Schakeling C
D
Schakeling D
Slide 14 - Quizvraag
Paragraaf 4.3 schakelingen
Slide 15 - Tekstslide
De schakelaar staat open. Brandt lampje 1?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quizvraag
Je ziet hieronder een aantal schakelsymbolen. Plaats ieder schakelsymbool in het vakje met de juiste naam.
schakelaar
lamp
batterij
voltmeter
Slide 17 - Sleepvraag
Welke schakelingen zijn parallelschakelingen?
A
Schakeling a
B
Schakeling b
C
Schakeling c
D
Schakeling d
Slide 18 - Quizvraag
Je installeert met één spanningsbron een lamp in de slaapkamer en een lamp in de woonkamer. Je wilt dat je de lamp in de slaapkamer uit kunt doen terwijl de lamp in woonkamer blijft branden. Welke soort schakeling kies je?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
Slide 19 - Quizvraag
In een serieschakeling is de:
A
Stroomsterkte overal gelijk
B
Spanning overal gelijk
C
Energie overal gelijk
D
Vermogen overal gelijk
Slide 20 - Quizvraag
In een parallelschakeling is de:
A
Stroomsterkte overal gelijk
B
Spanning overal gelijk
C
Energie overal gelijk
D
Vermogen overal gelijk
Slide 21 - Quizvraag
De schakelaars staan beide open. Welk lampje brandt als je alleen schakelaar a sluit
A
lampje 1
B
lampje 2
C
lampje 1 en 2
D
geen lampje
Slide 22 - Quizvraag
De schakelaars staan beide open. Welk lampje brandt als je alleen schakelaar b sluit
A
lampje 1
B
lampje 2
C
lampje 1 en 2
D
geen lampje
Slide 23 - Quizvraag
Welk lampje valt ook uit als je lampje 2 losdraait
A
lampje 1
B
lampje 3
C
lampje 4
D
geen lampje
Slide 24 - Quizvraag
Welk lampje valt ook uit als je lampje 4 losdraait
A
lampje 1
B
lampje 2
C
lampje 3
D
geen lampje
Slide 25 - Quizvraag
Welk lampje valt ook uit als je lampje 1 losdraait