Aardbevingen in Marokko

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
PAVSecundair onderwijs

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aardbeving Marokko

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

In welk land vond de aardbeving plaats?
A
Algerije
B
Marokko
C
Spanje
D
Tunesië

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel kracht had de aardbeving op de schaal van Richter?
A
6,5
B
7
C
6,8
D
6

Slide 5 - Quizvraag

In welk gebergte vond de aardbeving plaats?
A
Atlasgebergte
B
Alpen
C
Pyreneeën
D
Oeralgebergte

Slide 6 - Quizvraag

Welke grote stad werd er ook zwaar getroffen?
A
Casablanca
B
Rabat
C
Tanger
D
Marrakesh

Slide 7 - Quizvraag

De wereldkaart
  • Neem de wereldkaart.
  • Neem een atlas.
  • Duid België aan op de kaart met het nummer 1.
  • Duid Marokko aan op de kaart met het nummer 2. 

Slide 8 - Tekstslide

WAT IS EEN AARDBEVING
A
DAT IS DAT DE GROND GAAT TRILLEN
B
DE GROND GAAT TRILLEN EN ALLES GAAT KAPOT
C
ER GEBEURT HELEMAAL NIKS
D
JE KRIJGT DAN PIJN AAN JE VOET

Slide 9 - Quizvraag

Hoe ontstaan aarbevingen?

Slide 10 - Woordweb

0

Slide 11 - Video

Aardplaten
  • = grote stukken gesteente
  • 15 in de aardkorst
  • of bedekt met water
  • of bedekt met land --> continenten

Slide 12 - Tekstslide

Kunnen aardschollen bewegen?
A
Nee, die liggen vast
B
Ja, die bewegen heel langzaam

Slide 13 - Quizvraag

Doel van deze les:
- ng is en hoe deze ontstaat
- Je weet wat een tsunami met een aardbeving te maken heeft
Hoe ontstaan aardbevingen?

Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel aardbevingen zijn er ongeveer per dag?
A
100
B
1000
C
10
D
10000

Slide 15 - Quizvraag

Hoe heet het apparaat die de aardbeving?
A
Telegraaf
B
Seismograaf
C
Fotograaf
D
Bevingsmeter

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Aardbevingen kunnen ontstaan door gaswinning.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Vulkanen kunnen geen oorzaak van aardbevingen zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag


Wat is een epicentrum?
A
Hier kan je schuilen voor een aardbeving.
B
De plek waar de aardbeving ontstaat.
C
De plek waar de aardbeving naar boven komt.
D
Een druk centrum in een stad.

Slide 20 - Quizvraag

Zijn er ook aardbevingen in België?
A
ja
B
neen

Slide 21 - Quizvraag

Doel van deze les:
- ng is en hoe deze ontstaat
- Je weet wat een tsunami met een aardbeving te maken heeft
Hoe "hard" is een aardbeving?
De waarde (het cijfer) die een aardbeving kan krijgen, ligt tussen 0 en 9.
Dit is de schaal van Richter (=  de bedenker hiervan)
 

Waar voel je de aardbeving?
Het epicentrum van een aardbeving is
de plek aan het aardoppervlak recht 
boven de schok in de grond.  Daar kun je de beving het beste en hardste voelen. 
De beving is natuurlijk nog verder te voelen maar zwakt dan af.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

voor
na

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Wat is een tsunami?

Slide 26 - Woordweb

Slide 27 - Video

Wat is een tsunami?
A
Een golf
B
Hoge vloedgolf op zee die de kust overspoelt en die wordt veroorzaakt door een zeebeving.
C
Een aardbeving onderwater
D
Een hoge vloedgolf ontstaan door hele harde wind op zee.

Slide 28 - Quizvraag

Voor een tsunami heb je nodig ...
A
een aardbeving in de zeebodem en een diepe kust
B
een aardbeving in de zeebodem en een ondiepe kust
C
een aardbeving op land en een diepe zee
D
een aardbeving op land en een ondiepe zee

Slide 29 - Quizvraag

Hoe kan het dat een tsunami zo hoog wordt?
A
Het water gaat weg bij de kust
B
Het water wordt naar beneden getrokken
C
Het water wordt omhoog geduwd door de kust
D
Het water wordt in de lucht geschoten door de zeebeving

Slide 30 - Quizvraag

Wat gebeurt er met een tsunami in de ondiepe kustzone?
A
De tsunami wordt groter én de snelheid neemt af
B
De tsunami wordt groter én de snelheid neemt toe
C
De tsunami wordt kleiner én de snelheid neemt af
D
De tsunami wordt kleiner én de snelheid neemt toe

Slide 31 - Quizvraag

Wat is slim om te doen na een tsunami alarm?
A
In de verstevigde kelder van je huis gaan zitten.
B
Buiten op een open terrein gaan staan.
C
Snel naar een hoog gelegen gebied gaan.
D
Met een boot zover mogelijk de zee op varen.

Slide 32 - Quizvraag

Op zee merk je niets van een tsunami
A
Goed
B
Fout

Slide 33 - Quizvraag

waar ontstaan tsunami's
A
rond de tropen
B
midden op aard platen
C
aan de rand van aardplaten
D
overal ter wereld

Slide 34 - Quizvraag