B&F, Begrijpend lezen, NB week 14 A

Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip week 14
Titel: Zeg het met gebaren
Niveau: A
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 6,7

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Begrijpend lezen
Nieuwsbegrip week 14
Titel: Zeg het met gebaren
Niveau: A

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis activeren
De titel van de tekst is: 
Zeg het met gebaren

Waar moet jij aan denken? 
Laat het weten op de volgende pagina!

Slide 2 - Tekstslide

Gebarentaal

Slide 3 - Woordweb

Doel van de les
Strategie: 
- Antwoord opzoeken in de tekst
- Mindmap maken


Geheugensteuntje

Slide 4 - Tekstslide

Zie je de tussenkopjes?

Waar zou de tekst over gaan?  

Slide 5 - Tekstslide

Als je kijkt naar de kopjes en plaatjes. Wat verwacht je te lezen?

Slide 6 - Open vraag

Mindmap maken
Schrijf tijdens het lezen
belangrijke woorden (deelonderwerpen) 
op een wit blad. 

(deze opdracht 
zie je aan het eind van 
de les weer terug)

Slide 7 - Tekstslide

Inleiding
Printscreen inleiding

Slide 8 - Tekstslide

Welke zin pas het best achter de zin: 'sinds een tijdje is er bij belangrijk nieuws op tv altijd een gebarentolk.'
A
Die leert aan alle mensen in Nederland gebarentaal.
B
Die laat met gebaren zien wat er gezegd wordt.
C
Die snapt niet goed wat er gezegd wordt.

Slide 9 - Quizvraag

De Nederlandse gebarentaal

Slide 10 - Tekstslide

Wat gebruiken dove mensen als ze in gebarentaal met elkaar praten?  
Staat wel in de tekst
Staat niet in de tekst
Het gezicht
Het haar
De handen
De ogen
De oren
De stem

Slide 11 - Sleepvraag

In regel 7 staat: daarmee kun je een boodschap overbrengen.
Wat betekent een boodschap overbrengen?
A
Een pakketje bij iemand brengen
B
Iets terugbrengen naar de winkel
C
Een bericht aan iemand doorgeven

Slide 12 - Quizvraag

Gebarentaal op school

Slide 13 - Tekstslide

Gebaren bij het nieuws

Slide 14 - Tekstslide

In regel 29-30 staat: dan heb ik contact met het gebarencentrum. Wat betekent contact hebben?
A
Iemand iets geven met een hele groep
B
In je eentje een boek schrijven.
C
Met elkaar praten of schrijven

Slide 15 - Quizvraag

Hamsteren

Slide 16 - Tekstslide

Sleep het woord naar de juiste betekenis
Snel proberen iets te pakken
Heel veel van iets kopen omdat je denkt dat er straks te weinig van is.
Vragen naar iets als je het niet zeker weet
Hamsteren
Navragen
Graaien

Slide 17 - Sleepvraag

Hierna volgen nog een paar vragen waar of niet waar vragen. 

Slide 18 - Tekstslide

Er zijn 140 gebarentalen op de wereld.

Waar of niet?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Dove kinderen mogen kiezen welke taal ze leren: Nederlands of NGT
Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Bij al het nieuws op tv zie je een gebarentolk.
Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Irma Sluis is de gebarentolk bij nieuws van de regering.
Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Alleen dove mensen snapten het gebaar voor 'hamsteren'
Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Maak een mindmap en stuur de foto op de volgende blz. 

Slide 24 - Tekstslide

Plaats hier de foto van je mindmap

Slide 25 - Open vraag

Extra 
Soms gebruiken doven een handalfabet om te spellen. 
Bekijk het plaatje hiernaast. 

Hiermee kun je jouw naam oefenen. Of bedenk een ander woord en laat iemand van je familie raden wat je gebaard. 
Kunnen ze het raden? 

Slide 26 - Tekstslide

Goed bezig geweest! 
Je bent klaar met deze les! 

Slide 27 - Tekstslide