BK1D Weektaak 18 november t/m 22 november 2019

Weektaak 18 november t/m
22 november
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Weektaak 18 november t/m
22 november

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Link

Wat moet je aan het eind van de week kennen en kunnen?

Deze week leer je de volgende zaken;
  1. een brief schrijven
  2. je maakt maandag een SO over woordenschat H2
  3. de -ik vorm van een werkwoord

Slide 4 - Tekstslide

Maandag
Maak het SO Woordenschat H2. Het SO staat klaar in de digitale leeromgeving.
Ben je klaar:
- maak Beter Spellen, zie volgende dia
- maak de oefeningen van de voorgaande hoofdstukken die je nog niet hebt gemaakt.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Een openbaar toilet is in geen velden of wegen te bekennen.

Slide 7 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Een vrouw loopt in een vreemde stad.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Daar ligt een oude man opgebaard.

Slide 9 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Waarom heeft Gerrit zijn huiswerk niet gemaakt?

Slide 10 - Open vraag

Brief schrijven
Deze les gaan we een brief schrijven naar de basisschool.

Slide 11 - Tekstslide

Wat zou je in je brief naar de basisschool kunnen schrijven?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

Dinsdag
- maken Beter Spellen
- ga verder met je brief aan je juf/ meester van de basisschool

Klaar?
- maak de oefeningen (zie volgende dia)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Woensdag
Beter Spellen (zie volgende dia)
Taalverzorging H2; de ik-vorm van het werkwoord
Je moet het volgende weten/ kennen/ kunnen;
* je weet hoe je de ik-vorm van een werkwoord moet schrijven
* klassikaal maken we de startopdracht
* bekijk het uitlegfilmpje
* maak de aangegeven opdrachten

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Hoe vind je de stam of de ik-vorm van een werkwoord?

Slide 21 - Open vraag

Wat is de ik-vorm (stam) van het werkwoord fietsen?

Slide 22 - Open vraag

Wat is de ik-vorm (stam) van het werkwoord wrikken?

Slide 23 - Open vraag

Wat is de ik- vorm (stam) van het werkwoord betalen?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

Tot slot
Maak de oefening op de volgende slide.
Je oefent hier de ei- en de ij- woorden.
Succes!

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Namen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link