décrire mon apparènce

Décrire une personne
In deze les ga je leren hoe je een persoon in het frans kan omschrijven.
Denk aan: 
  1. kleur haar & ogen. 
  2. lengte
  3. gewicht
  4. kleding 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Décrire une personne
In deze les ga je leren hoe je een persoon in het frans kan omschrijven.
Denk aan: 
  1. kleur haar & ogen. 
  2. lengte
  3. gewicht
  4. kleding 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Het werkwoord être om een persoon te omschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

De lengte  --> la taille
grand(e)  ---> groot/lang
petit(e)  ---> kort
de taille moyen(ne) ---> gemiddelde lengte

zij is kort ---> elle est petite.
hij is lang ---> il est grand.

Slide 4 - Tekstslide

l'âge ---> de leeftijd
jeune --> jong
vieux --> oud mannelijk
vieille  --> oud vrouwelijk
âgé(e) --> oud  ( beleefde vorm).

zij is jong --> elle est jeune
hij is oud --> il est vieux

Slide 5 - Tekstslide

le poids --> het gewicht
gros(se) --> dik
mince --> slank
maigre --> tenger/mager

Slide 6 - Tekstslide

Het werkwoord avoir om iemand te omschrijven

Slide 7 - Tekstslide

les cheveux ---> Het haar
Elle a les cheveux longs. --> zij heeft lang haar.
Il a les cheveux courts. --> hij heeft kort haar.

Slide 8 - Tekstslide

les cheveux --> het haar
Elle a les cheveux blonds.  --> zij heeft blond haar.
il a les cheveux noirs. ---> hij heeft zwart haar.

Slide 9 - Tekstslide

les cheveux --> het haar
Elle a les cheveux raides. ---> zij heeft stijl haar
il a les cheveux frisés 
hij heeft kroeshaar

Slide 10 - Tekstslide

les yeux ---> de ogen
Elle a les yeux marron. --> zij heeft bruine ogen.
il a les yeux gris. --> hij heeft grijze ogen.

Slide 11 - Tekstslide

les particularités --> de bijzonderheden
Elle a un grain de beauté sur la joue. 
zij heeft een moedervlek op de wang
il est chauve
Hij is kaal

Slide 12 - Tekstslide

l'apparence
(Gebruik lidwoorden bij de woorden)

Slide 13 - Woordweb

Omschrijf de volgende persoon hiernaast. In een complete zin.

Slide 14 - Open vraag

Omschrijf de persoon hiernaast. In een complete zin.

Slide 15 - Open vraag

Omschrijf de persoon hiernaast. In een complete zin.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Video