lidwoorden ein/eine klas 1

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
  •        herhaling:                          bepaalde lidwoorden: 
der, die, das und die

  • neu:
onbepaalde lidwoorden:
ein, eine und ein
(Seite 45/46)



.


Slide 2 - Tekstslide

herhaling: der, die, das und die

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

ein, eine, ein

Slide 5 - Tekstslide

Pilot
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 6 - Quizvraag

Brötchen
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 7 - Quizvraag

Giraffe
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 8 - Quizvraag

Menschen
A
der / ein
B
die / -
C
die / eine
D
das / ein

Slide 9 - Quizvraag

..... Sängerin ist berühmt.
A
Ein (m)
B
Ein (o)
C
Eine
D
-

Slide 10 - Quizvraag

Mein Vater hat ... Haus gebaut.
A
ein (o)
B
ein (m)
C
eine
D
-

Slide 11 - Quizvraag

Ich trage .... Kontaktlinsen.
A
eine
B
-
C
ein (m)
D
ein (o)

Slide 12 - Quizvraag

Julia ist ... Freundin von Petra.
A
keine (ev)
B
ein (o)
C
ein (m)
D
keine (mv)

Slide 13 - Quizvraag

Er ist ... Freund von mir.
A
-
B
eine
C
ein (m)
D
ein (o)

Slide 14 - Quizvraag

Ich habe ... Problem.
A
ein (m)
B
eine
C
-
D
ein (o)

Slide 15 - Quizvraag

(een) Haus

Slide 16 - Open vraag

(geen) Menschen

Slide 17 - Open vraag

(een) Schule

Slide 18 - Open vraag

(een) Rose

Slide 19 - Open vraag

(een) Hund

Slide 20 - Open vraag

(geen) Fotos

Slide 21 - Open vraag

Hausaufgaben für folgende Woche
online oder im Buch
Kapitel 5:
Aufgabe 4.3 (Seite 45/46)
Kapitel 4:
Aufgabe 13.3 (Seite 27)
Aufgabe 17.2 (Seite 32)

Slide 22 - Tekstslide

Vertaal het woord tussen haakjes:
(jouw) Eltern

A
dein
B
deine
C
diene

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal het woord tussen haakjes:
(haar) Tante
A
sein
B
seine
C
ihr
D
ihre

Slide 24 - Quizvraag

Vertaal het woord tussen haakjes:
(jullie) Freunde
A
ihr
B
ihre
C
euer
D
euere

Slide 25 - Quizvraag

Vertaal het woord tussen haakjes:
(mijn) Haustier
A
mein
B
meine
C
meinen

Slide 26 - Quizvraag

wat is de juiste vertaling van
"mijn huis"?

A
meine Haus
B
mein Haus
C
meins Haus
D
meines Haus

Slide 27 - Quizvraag

wat is de juiste vertaling van
"jouw ouders"?

A
dein Eltern
B
deine Eltern
C
dein eltern
D
diene Eltern

Slide 28 - Quizvraag

vertaal:
haar tante
A
seine Tante
B
sein Tante
C
ihre Tante
D
ihr Tante

Slide 29 - Quizvraag

vertaal:
zijn vader
A
seine Vater
B
deine Vater
C
sein Vater
D
dein Vater

Slide 30 - Quizvraag