Week 9 Instroom Nederlands: Hoofdletters en leestekens

HOOFDLETTERS EN EINDLEESTEKENS
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

HOOFDLETTERS EN EINDLEESTEKENS

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je leren?

Ik pas de taalafspraken toe:
  • Ik schrijf een hoofdletter waar nodig.
  • Ik gebruik het juiste eindleesteken.

Slide 2 - Tekstslide

HOOFDLETTERS

Waarom?


1. Hoofdletters maken een tekst duidelijker en makkelijker te lezen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Uitzondering: Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 7 - Quizvraag

Hoofdletter bij namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voornamen en familienamen:
  • Sophie Jansen

Ja, ook van je huisdieren!
  • kat Blacky

Slide 8 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Hallo, meneer Jansen
B
Hallo, Meneer Jansen
C
Hallo, meneer jansen
D
Hallo, Meneer jansen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
ronnie flex
B
Ronnie flex
C
Ronnie Flex
D
ronnie Flex

Slide 10 - Quizvraag

Hoofdletter bij namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
  • Aldi
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend van de regel, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 11 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max
D
pepsi Max

Slide 12 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
dansschool style
B
Dansschool style
C
dansschool Style
D
Dansschool Style

Slide 13 - Quizvraag

Hoofdletter bij aardrijkskundige namen
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Gent
  • Amerika
  • de Rivierenlaan
  • de Himalaya

Slide 14 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
de straat in Breda
B
de Straat in breda
C
de Straat in Breda
D
de straat in breda

Slide 15 - Quizvraag

Hoofdletter bij woorden die van namen zijn afgeleid
Bij woorden die van namen (van landen) zijn afgeleid  gebruik je een hoofdletter.
  • Amerikaanse president
  • Engelse drop
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 16 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
belgische gerechten
B
belgische Gerechten
C
Belgische Gerechten
D
Belgische gerechten

Slide 17 - Quizvraag

Hoofdletter bij historische gebeurtenissen en feestdagen
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
  • Kerstmis
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter: kerstfeestje

Slide 18 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren

Slide 19 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
kerstboom
B
Kerstboom

Slide 20 - Quizvraag

Geen hoofdletter
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.

Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee
  • Zuid-Amerika

Slide 21 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Westelijke zeestroom
B
westelijke zeestroom

Slide 22 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Noord-Amerika
B
noord-Amerika
C
Noord-amerika
D
noord-amerika

Slide 23 - Quizvraag

Geen hoofdletter
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 24 - Tekstslide

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 25 - Quizvraag

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord moet je met een hoofdletter schrijven?
A
kerstmis
B
december
C
kerstviering
D
kerstboom

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
winkel
B
supermarkt
C
albert heijn
D
aanbieding

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
stephan
B
jongensnaam
C
broer
D
vriend

Slide 29 - Quizvraag

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
adres
B
postcode
C
nederland
D
woonplaats

Slide 30 - Quizvraag

Welk woord moet je NIET met een hoofdletter schrijven?
A
portugees
B
port (het drankje)
C
portugal
D
porto (de stad)

Slide 31 - Quizvraag

Wanneer gebruik
je een hoofdletter?

Slide 32 - Woordweb

Wat klopt hier niet?
;



Slide 33 - Tekstslide

Wat klopt hier niet?
;



Slide 34 - Tekstslide

Wat klopt hier niet?
;



Slide 35 - Tekstslide

Wat klopt hier niet?
;



Slide 36 - Tekstslide

Wat klopt hier niet?
;



Slide 37 - Tekstslide

Lees de tekst

Slide 38 - Tekstslide

Waarom leestekens en hoofdletters?




    hoofdletters en leestekens maken een tekst makkelijker om te lezen je weet waar een zin begint en eindigt hierdoor begrijp je de tekst ook beter

    Hoofdletters en leestekens maken een tekst makkelijker om te lezen. Je weet waar een zin begint en eindigt. Hierdoor begrijp je de tekst ook beter.

    Slide 39 - Tekstslide

    Maak een zin met een goed gebruikte komma.

    Slide 40 - Open vraag

    Wat klopt hier niet?

    Slide 41 - Open vraag

    Wat staat er nu en wat zou er eigenlijk moeten staan?

    Slide 42 - Woordweb

    Neem de zin over en plaats waar nodig hoofdletters en leestekens:

    in december en januari was het steeds erg koud in nederland

    Slide 43 - Open vraag

    Neem de zin over en plaats waar nodig hoofdletters en leestekens:
    wij volgen de vakken engels wiskunde nederlands en aardrijkskunde

    Slide 44 - Open vraag

    Zet de leestekens en hoofdletters op de juiste plek.

    wiskunde vind ik makkelijk maar ik had onvoldoende

    Slide 45 - Open vraag

    Slide 46 - Tekstslide