3. Stel jezelf of een medelezer tijdens het lezen begrips- en interpretatievragen als Vertel in je eigen woorden …, Leg uit wat er gebeurt als …, Wat betekent …?, Wat zijn de oorzaken/gevolgen van …?, Hoe komt het dat …? en evaluatievragen als Wat vind je ervan dat …? en Ben je het eens met …?
Slide 6 - Tekstslide
Meer dan lezen- 2
Noordhoff: Dossier 1, Paragraaf 7: Meer lezen
Opdracht 7
Introductie onderwerp
Afmaken als huiswerk
Slide 7 - Tekstslide
Meer dan lezen - Oefentoets
* Maak als huiswerk oefentoets 2
Slide 8 - Tekstslide
Meer dan lezen - Oefentoets
* Maak als huiswerk oefentoets 2
Slide 9 - Tekstslide
Cursus 9 Woordenschat
§ 4 Sport
Noordhoff
Opdracht 1: gezamenlijk
Opdracht 2: huiswerk
Opdracht 4: huiswerk
Slide 10 - Tekstslide
Les 5 VO3
Pauze
timer
5:00
Slide 11 - Tekstslide
Een limerick...
Er was eens een vrouw uit Abcoude Die heel graag op kattenvoer kauwde Maar o wat een lol Na zes blikken vol Toen praatte ze niet meer, ze mauwde
Een haiku..
Bij het ontwaken
een handvol confetti
op het hoofdkussen.
Slide 12 - Tekstslide
Grammatica
Beknopte bijzinnen
Ga er even voor zitten!
We gaan eerst even zinsdelen herhalen...
Slide 13 - Tekstslide
Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les:
- wat een beknopte bijzin is;
- aan welke eisen een beknopte bijzin moet voldoen om correct te zijn;
Slide 14 - Tekstslide
Grammatica: de basis
Zinnen en zinsstructuur
Slide 15 - Tekstslide
Enkelvoudige zin
Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin
Zin met twee of meer persoonsvormen
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeeld enkelvoudige zin
Het wordt slecht weer vandaag.
Ik ga vandaag naar de Action.
Hij kijkt veel naar Star Wars.
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld samengestelde zin
Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand.
Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.
Slide 18 - Tekstslide
Samengestelde zin
Bestaat uit twee of meer zinnen.
Kunnen nevengeschikte zinnen zijn, of ondergeschikte zinnen.
Slide 19 - Tekstslide
Voegwoorden
Voegwoorden zijn een soort cement.
Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.
Slide 20 - Tekstslide
voegwoorden:
en
maar
want
of*
dus
aangezien
als
dat
doordat
terwijl
toen
Slide 21 - Tekstslide
Wat is een bijzin?
Je hebt bij een onderschikking te maken met een bijzin.
Een bijzin is een zinsdeel in de vorm van een zin. Deze zin heeft een eigen persoonsvorm.
Persoonsvorm en onderwerp staan niet naast elkaar óf er kan een zinsdeel tussen worden gezet.
Slide 22 - Tekstslide
Napratend over de wedstrijd, verlieten de toeschouwers het stadion.
A
Correcte zin
B
Foutieve zin
Slide 23 - Quizvraag
Schrijf de beknopte bijzin op van de volgende zin: 'Charlene ging naar de finale na de voorrondes gewonnen te hebben.'
Slide 24 - Open vraag
Hoe herken je een beknopte bijzin?
- voltooid deelwoord
- onvoltooid deelwoord
- te + infinitief
Slide 25 - Tekstslide
Filmpje
Bekijk onderstaand filmpje voor extra uitleg.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Video
Na koffie te hebben gedronken, reden we met de bus richting Denemarken
Dus wat is de beknopte bijzin en waarom is deze correct?
Denk na en leg uit.
Slide 28 - Tekstslide
Dus.. een beknopte bijzin...
heeft géén persoonsvorm en géén onderwerp.
Bevat wel een werkwoordsvorm en een 'denkbeeldig' onderwerp dat hetzelfde moet zijn als het onderwerp van de hoofdzin.
Slide 29 - Tekstslide
Schrijf de beknopte bijzin op van de volgende zin:
'Blaffend kwam het jonge hondje op mij af.'
Slide 30 - Open vraag
In welke zin is de beknopte bijzin correct?
A
Na de computer opnieuw opgestart te hebben, kon ik gelukkig verder met mijn verslag.
B
Na de computer opnieuw opgestart te hebben, werkte alles gelukkig weer.
Slide 31 - Quizvraag
Lekker in onze stoelen liggend, dronken we het koude bier.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin
Slide 32 - Quizvraag
Bij school aangekomen, bleken zijn boeken nog thuis te liggen.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin
Slide 33 - Quizvraag
Liggend op zijn badmat las Achmad zijn dagblad.
A
Beknopte bijzin
B
Foutief beknopte bijzin
Slide 34 - Quizvraag
Beknopte bijzin: aan de slag
Noordhoff
Paragraaf 5 - Grammatica
Opdracht 1, 2, 3, 4 (huiswerk)
Slide 35 - Tekstslide
Huiswerk voor 25 oktober
Woordenschat - opdracht 1, 2 en 4
Grammatica - opdrachten Beknopte Bijzin (1, 2, 3 en 4)
Meer dan lezen: 1) Opdracht 7 2) Oefentoets 2 Ga hiervoor naar Noordhoff: Selecteer Cursus 1 Meer dan lezen, de oefentoetsen staan rechts, onder 'Snel naar'.