lessonup 3.1 week 5

Atoommodel
Een atoom is opgebouwd uit een kern met neutronen en protonen. Daarom heen is een elektronenschil met elektronen.
Neutronen hebben geen lading, protonen zijn positief en elektronen hebben een negatieve lading.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Atoommodel
Een atoom is opgebouwd uit een kern met neutronen en protonen. Daarom heen is een elektronenschil met elektronen.
Neutronen hebben geen lading, protonen zijn positief en elektronen hebben een negatieve lading.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

elektronenschil
De eerste 3 elektronenschillen zijn de K-, L- en M-schil. De K-schil kan 2 elektronen bevatten, de L-schil 8 en de M-schil achttien. 

Slide 3 - Tekstslide

atomaire massa-eenheid (u)
De massa van protonen en neutronen is vrijwel hetzelfde. De massa van een proton en een neutron is 1,0 unit (u) oftewel 1,66.10-27kg. De massa van een elektron is nog 1800 keer zo klein.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Atoomnummer
Elk atoom heeft een atoomnummer. Dit is gelijk aan het aantal protonen in de kern. Waterstof heeft 1 proton in de kern en dus atoomnummer 1.

Slide 6 - Tekstslide

massagetal
In de kern zijn naast protonen ook neutronen aanwezig. De som van het aantal protonen en neutronen samen is het massagetal. 
atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Isotopen
Het aantal neutronen in de kern van een atoom kan soms variëren, terwijl het aantal protonen hetzelfde is. Het massagetal kan daarom anders zijn. Atomen met hetzelfde atoomnummer maar een ander massagetal heten isotopen

Slide 9 - Tekstslide

vervolg isotopen
Om isotopen te onderscheiden geef je het massagetal.
Ne-20 en Ne-22. Dit zijn isotopen Neon-22 heeft dus 2 neutronen meer dan Neon-20

Slide 10 - Tekstslide

hierboven nog een voorbeeld en een andere manier van noteren. De 6, 7 en 8 zijn de neutronen. De 3 zijn het aantal protonen. We hebben dus 3 isotopen: Li-9, Li-10 en Li-11

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Periodiek systeem der elementen
In het periodiek systeem zijn de elementen geordend op hun atoommassa (atoomnummer). De atomen met dezelfde eigenschappen staan onder elkaar. Van links naar rechts hebben de atomen steeds een hoger atoomnummer, zo'n rij noemen we een periode.  Elke periode eindigt met een edelgas. Na elke periode komt er ook een nieuwe schil, dus de atomen in periode 4 de elektronen verdeeld over 4 schillen. 

Slide 13 - Tekstslide

de kolommen heten groepen, deze bevatten elementen met dezelfde eigenschappen. Sommige groepen hebben een naam. Groep 18 zijn bv de edelgassen en groep 17 de halogenen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Je kan het periodiek systeem ook indelen in metalen en niet-metalen. De niet-metalen staan rechts (behalve waterstof)en is een relatief kleine groep, ze zijn vaak gasvorming en hebben een relatief laag smelt- en kookpunt. De grootst groep zijn de metalen. Ze hebben vaak hoge kook- en smeltpunten, een glanzend uiterlijk en vervormbaar bij hoge temperaturen. 

Slide 17 - Tekstslide