Samenvatting H1 en H2

De Reformatie en de Opstand



       Hoofdstuk 1
Van kritiek op de kerk naar religieoorlogen in Europa
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De Reformatie en de Opstand



       Hoofdstuk 1
Van kritiek op de kerk naar religieoorlogen in Europa

Slide 1 - Tekstslide

Reformatie en de Opstand
wat weten we nog?

Slide 2 - Woordweb

Problemen in de kerk
Ketters en vervolgingen
Kritiek op de kerk
Uiteenvallen van de kerk
De contrareformatie

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heet de kerkelijke rechtbank die paus in 1200 oprichtte?
A
Raad van Beroerten
B
Inquisitie
C
de Heksenprocessen van Salem
D
de Bloedraad

Slide 4 - Quizvraag

De protestanten gingen uiteindelijk ook uiteen als volgelingen van Luther of Calvijn, hoe noemden die volgelingen zich?

Slide 5 - Open vraag

Maak de juiste combinaties
Contrareformatie
Hervorming/Reformatie
Protestanten
Ketters
Reactie van de Katholieke kerk om niet meer mensen kwijt te raken
Katholieken die de kerk verlieten en hun eigen geloof oprichtten
Naam van Christenen die niet Katholiek bleven
Scheldnaam voor mensen die niet-Katholiek leefden

Slide 6 - Sleepvraag

Onvrede in de Nederlanden
Bestuur in de Nederlanden
Karel V
Verzet tegen Spanje
Beeldenstorm

Slide 7 - Tekstslide

Wie is deze man? en wat was zijn functie?

Slide 8 - Open vraag

Hoe heet de soort brief die de Nederlandse adel aan
Margaretha van Parma aanboden, waarin ze vroegen om te stoppen met vervolgingen tegen protestanten?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Video

Het begin van de Opstand
Willem van Oranje en de Watergeuzen
Verzet tegen de Spanjaarden
Noordelijke- en Zuidelijke Nederlanden

Slide 11 - Tekstslide

Wie zijn verantwoordelijk voor het veroveren van de eerste stad, op de Spanjaarden, Den Briel in 1572?

Slide 12 - Open vraag

Waarom gingen Spaanse huurlingen Nederlandse steden plunderen?
A
Spanje betaalde ze niet meer
B
Ze verveelden zich
C
Ze waren kwaad op de Nederlanders
D
Ze hadden de opdracht gekregen dit te doen

Slide 13 - Quizvraag

In 1579 sloten opstandige gewesten een verbond om zo samen Spanje te bevechten, hoe heet dit verbond?

Slide 14 - Open vraag

Het einde van de Opstand
Onafhankelijkheidsverklaring
Gewetensvrijheid en de Republiek
kracht van de opstandelingen
Einde van de strijd
Meerdere opstanden

Slide 15 - Tekstslide

Hoe heet het verdrag, ondertekend in Duitsland, waar Spanje en de Nederlanden vrede sluiten?
A
Het verdrag van Berlijn
B
Het verdrag van Wenen
C
Het verdrag van Antwerpen
D
Het verdrag van Münster

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid?

Slide 17 - Open vraag

In welk land ''vochten'' welke geloven tegen elkaar?
Duitsland
Engeland
Frankrijk
de Anglicaanse kerk tegen katholieken
Lutheranen, Calvinisten en katholieken 
tegen elkaar
Hugenoten tegen katholieken

Slide 18 - Sleepvraag

De Gouden Eeuw



Hoofdstuk 2
Van een jonge republiek naar het verlies van haar wereldrijk

Slide 19 - Tekstslide

Handel en nijverheid in de Republiek
Verandering in de late middeleeuwen
De economie van de Republiek
VOC, WIC en de wereldeconomie
driehoekshandel, slavenhandel en plantageslavernij

Slide 20 - Tekstslide

De driehoekshandel

Slide 21 - Tekstslide

Wat betekent het deel 'negotie' van het woord moedernegotie?
A
ruilen
B
negeren
C
handel
D
verdragen maken

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Wat was er zo handig aan de uitvinding van dit soort molens in de Republiek?

Slide 24 - Open vraag

Wat voor soort producten verhandelde de VOC?
(noem er minstens 3)

Slide 25 - Open vraag

VOC

WIC
Trans-Atlantische driehoekshandel
Inter-Aziatische handel
Batavia
Suriname
Plantagekolonie

Slide 26 - Sleepvraag

Waar hield de WIC zich niet mee bezig?
A
Slavenhandel
B
Veroveringen
C
Driehoekshandel
D
Specerijenhandel

Slide 27 - Quizvraag

Cultuur en samenleving in de Republiek
De samenleving in de Gouden Eeuw
De cultuur van de Republiek
de wetenschappelijke revolutie

Slide 28 - Tekstslide

Heel veel inwoners van Holland waren migranten, waarom zouden zij naar de Republiek zijn gekomen?
A
om geld te verdienen
B
om zonder gevaar protestants te zijn
C
omdat Holland destijds een heerlijk klimaat had
D
omdat Holland actief inwoners zocht

Slide 29 - Quizvraag

Waarom laat dit schilderij van Rembrandt zien dat men in de Nederlanden meer waarde hechten aan kunst, en niet alleen de superrijken en de kerk zoals in andere landen het geval was?
A
het schilderij laat zien dat de edelen in de Republiek rijk en machtig waren.
B
het werk is gemaakt in opdracht van de bisschop
C
Rembrandt ontving een enorm bedrag voor het schilderen van dit werk.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 30 - Quizvraag

Welk geloof werd het dominante geloof in de Republiek?

Slide 31 - Open vraag

Antoni van Leeuwenhoek was een...
A
uitvinder van het slingeruurwerk.
B
uitvinder van de Snelle kaart.
C
aanhanger van het rationalisme.
D
uitvinder van de microscoop.

Slide 32 - Quizvraag

Burgers aan de macht
Bijzondere bestuur van de Republiek
Stadhouders vs. regenten
Einde van de Gouden Eeuw

Slide 33 - Tekstslide

Wat betekent coöptatie?
A
Samenwerken door elkaars werk te kopiëren
B
Een bestuur met maar 2 personen
C
Nieuwe bestuurders laten kiezen door bestaande bestuursleden
D
Een soort bedrijf

Slide 34 - Quizvraag

Staten-Generaal
Gewestelijke staten
Legeraanvoerder
Voorzitter Staten-Generaal
Regenten
Raadspensionaris
Stadhouder
Vertegenwoordigers 7 gewesten

Slide 35 - Sleepvraag

Wanneer vond het rampjaar plaats voor de Republiek der Nederlanden?
A
1662
B
1672
C
1676
D
1685

Slide 36 - Quizvraag

1672 wordt gezien als het Rampjaar.
Vindt jij die naam terecht?
Beargumenteer je antwoord!

Slide 37 - Open vraag

Vorsten met absolute macht
Koningen willen macht
Absoluut bestuur in Frankrijk
Absoluut bestuur in Rusland
Engelse koningen en hun macht

Slide 38 - Tekstslide

Wat betekent absolutisme?
A
Dat een heerser alleen de macht met adel deelt
B
Dat de monarchie wordt afgeschaft
C
Dat een heerser alle (absolute) macht heeft
D
Dat de heerser bijna alle (absolute) macht heeft

Slide 39 - Quizvraag

Welke sociale laag was vaak tegen een koning met absolute macht?
Leg uit waarom zij tegen waren.

Slide 40 - Open vraag

Vul de woorden in op de juiste plaats.

Dit is koning ................................................... van ................................................... . Hij


was een ................................................... en hoefde ................................................... af 

te leggen. Hij was ................................................... . Niemand mocht iets doen 


zonder zijn ................................................... .
aangewezen door God.
absoluut vorst
Lodewijk XIV
geen verantwoording
toestemming
Frankrijk

Slide 41 - Sleepvraag

Slide 42 - Video

Wat veranderde er tussen de koning en het parlement toen Willem III in 1689 koning van Engeland werd?

Slide 43 - Open vraag

Hoe kan ik het beste leren..?
Begin voor jezelf met begrippen (opschrijven werkt vaak het beste)
Pak hierna de leerdoelen die  elke tekst/paragraaf heeft, maak er een vraag van en beantwoord deze (wat we doorgaans ook als huiswerk hadden)
Achter elk hoofdstuk staan deze dingen allemaal op rij

Slide 44 - Tekstslide

Tools om te leren
begrippen leren - www.wrts.nl
Leerdoelen leren - je Memo boek

Je kan deze Lessonup ook gebruiken als oefentoets

Slide 45 - Tekstslide