wk 22: bijwoord aanleren + betr.vnw herhalen + eindopdr tekstbegrip 2Q

Wat gaan we deze les doen:
Grammatica:
  • Je kent de regels bij het betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw) en het telwoord (telw.)
  • Je leert de regels van het bijwoord (bw)

Tekstbegrip
  • Je neemt de formatieve eindopdracht door, stelt vragen als deze opdracht je onduidelijk is en start ermee.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we deze les doen:
Grammatica:
  • Je kent de regels bij het betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw) en het telwoord (telw.)
  • Je leert de regels van het bijwoord (bw)

Tekstbegrip
  • Je neemt de formatieve eindopdracht door, stelt vragen als deze opdracht je onduidelijk is en start ermee.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Uit de vorige les heb je onderstaande leerstof geleerd. Bekijk het filmpje nog een keer als je dit woordsoort lastig vindt. 
Ga naar drive --> grammatica --> digitale lessen --> betrekkelijk voornaamwoord.

Lees de uitleg en bekijk het filmpje onder de link. Maak een aantekening in je schrift en geef deze de naam: betrekkelijk voornaamwoord.

Slide 3 - Tekstslide

De vorige les heb je het telwoord geleerd. Neem de uitleg hieronder nog een keer door. 
Een telwoord geeft een hoeveelheid aan.  Sommige telwoorden geven een nauwkeurige hoeveelheid aan (vijf, 5, vijftig, 50) dit zijn bepaalde telwoorden. Andere telwoorden geven een onnauwkeurige hoeveelheid aan (veel, weinig, enkele), dit zijn onbepaalde telwoorden. 
In een oefening geef je alles de naam 'telw' (telwoord) en maak je geen onderscheid tussen onbepaald of bepaald. 

Slide 4 - Tekstslide

Even oefenen
Zie jij betr.vnw en telw in de volgende zinnen?
1. Het boek dat hier op tafel ligt heb ik al vaak gelezen.
2 .Dat hoeft geen probleem te zijn, als je maar 1,5 meter afstand houdt.
3. Die hond die daar loopt krijgt veel koekjes.
4. Mag ik morgen op jouw twee zusjes passen?

Slide 5 - Tekstslide

Maak een aantekening in je schrift van het bijwoord (bw)
Een bijwoord zegt iets over:
  • een werkwoord: De trein rijdt snel.
  • een bijvoeglijk naamwoord: De erg snelle trein is vertrokken.
  • een ander bijwoord: De trein rijdt erg snel.
  • de plaats: De trein rijdt daar.*
  • de tijd: Plotseling stopte de trein.
    * Pas op: De trein rijdt naar Arnhem (Arnhem is een znw, dit is een naam van een plaats)

Slide 6 - Tekstslide

Voorbereiden formatieve toets grammatica
15 juni heb je een formatieve toets over de woordsoorten. Ga naar Drive --> grammatica --> overzicht woordsoorten. 

Bestudeer de uitleg, kijk de instructiefilmpjes en maak opdracht eventueel opnieuw. Gebruik ook sites als www.jufmelis.nl.  Bereid je goed voor. 

Slide 7 - Tekstslide

Tekstbegrip

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ziet de opdracht eruit?
Ga naar Drive --> lezen --> formatieve eindopdracht. Kies de juiste map qua niveau.
Je ziet 2 documenten: het nakijkmodel en de opdracht zelf. Lees de opdracht goed door en kijk ook naar het nakijkmodel zodat je weet wat er van je wordt verwacht (waar ik naar kijk als ik jouw werkstuk beoordeel). 
Noteer in je agenda dat deze opdracht in de week van 15 juni ingeleverd moet worden.
Vragen over deze opdracht? Chat met mij of mail mij: grt@isendoorn.nl

Slide 9 - Tekstslide

Afsluiting
Huiswerk in Som:


Grammatica:
Maak de volgende opdrachten: blz. 238 opdr 4, 5 (van opdracht 5 niet maken nummers 1, 3 en 23). 15 juni formatieve toets woordsoorten.

Tekstbegrip:
Je leest de eindopdracht goed door en controleert of je hier vragen over hebt. Stel deze in de les.

Slide 10 - Tekstslide