H1 WEEK 4 chap. 2 Bron H (ne ...pas) + F (huiswerk) (KLAAR)

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

              Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
Plattegrond ZH1A
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plattegrond ZH1B
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plattegrond ZV1A
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

           Leerdoelen
1. R Ik ken 10 woorden die met eten en drinken te maken hebben.
2. T1 Ik kan een menukaart begrijpen.
3. R Ik ken de uitgangen van een regelmatig werkwoord op -er.

Slide 6 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Vorige les

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

kernwoorden
regelmatig
stam
infinitief
uitgang
heel werkwoord
persoonsvorm
onderwerp
e
es
e
ons
ez
ent
regel toepassen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elle ........... une belle chanson.
A
chante
B
chantes
C
chantons
D
chantent

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vous ...... au restaurant ce soir?
A
mange
B
mangent
C
manges
D
mangez

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tu ..... ta mère à la cuisne.
A
aide
B
aident
C
aides
D
aidez

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Les mots de la semaine 50
Manger
La glace
Détester
Donc
Arriver
Préférer
Aimer
Ça coute
Cher
Je prends
Je voudrais
bon / bonne

eten
het ijs(je)
een hekel hebben aan
dus
aankomen
liever hebben
leuk / lekker vinden
dat kost
duur
ik neem
ik wil graag
lekker

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les mots de la semaine 2
Le supermarché
Le sac
Le fromage
Le poisson
La viande
Le poulet
La crêpe
Les légumes
Le lait
L’eau
L’entrée-Le plat principal-Le dessert

de supermarkt
de tas
de kaas
de vis
het vlees
de kip
de pannekoek
de groentes
de melk
het water
het voorgerecht - het hoofdgerecht - het toetje

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les mots de la semaine 3
la boulangerie
le pain
le croissant
la baguette
le coca
acheter
la carte
l'addition
d'accord
mais
et 
avec

de bakker
het brood
de croissant
het stokbrood
de cola
kopen
de kaart
de rekening
oke
maar
en
met

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

blz. 58

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chapitre 2
Bron A Luistervaardigheid
Les mots de la semaine 50
Bron B Leesvaardigheid
Les mots de la semaine 2
Bron C Phrases clés 
Les mots de la semaine 3
ww. op er
Bron F Leesvaardigheid
Les mots de la semaine 4
Bron G Phrases clés
Les mots de la semaine 5
Bron H de ontkenning

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

           Leerdoelen
1. R Ik ken 10 woorden die met eten en drinken te maken hebben.
2. Ik kan iets te eten en te drinken bestellen op een terras.
3. T1 ik kan een zin ontkennend maken.

Slide 17 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Les mots de la semaine 4
parce que
faire les courses
faire les magasins
mais
j'ai faim
j'ai soif
beaucoup - un peu
nouveau - nouvelle
ouvert
demain
omdat
boodschappen doen
shoppen, winkelen
maar
ik heb honger
ik heb dorst
veel - weinig
nieuw m/v
open, geopend
morgen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Phrases clé À la terrasse

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ex. 15

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bron H
Ik kan een zin ontkennend maken

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

een ontkenning

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze ontkenning ga je leren toepassen

Ik ga niet naar het schoolfeest.
wij hebben geen huisdieren.


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maar ook nog:

Hij wil nooit mee naar het zwembad.
Zij hebben nog geen bericht ontvangen.
Wij kennen niemand op dit feestje.
Jij hebt niets gedaan!
Ik ga nog niet naar school.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De ontkenning

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

niet / geen
ne.....pas

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de ontkenning omhelst de...
persoonsvorm

Tu chantes très bien.
Tu ne chantes pas très bien.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

p. 89

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin ontkennend:
Nous chantons dans un groupe de rock.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moet je eerst de persoonsvorm zoeken als je een zin ontkennend wilt maken?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertaal ik niet en geen in het Frans?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bron F
ex. 23, 24ab, 25
p. 80

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar de foto's en onderstreep het juiste woord. Wat koop je waar?

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees de tekst globaal en combineer de persoon met het juiste product.
Lees de tekst helemaal en beantwoord de vragen. 
_________________________________________________________

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies