Uitleg & oefenen met de voorzetsels zu, nach, in

voorzetsels naar & in
nach zu in
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

voorzetsels naar & in
nach zu in

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel
Aan het eind van de les kan je:
-de verschillende betekenissen van ''naar'' noemen
-de verschillende vormen van "naar" juist toepassen
-de regels benoemen

Slide 2 - Tekstslide

naar:

in (bij vaste uitdrukking, landen met een ldiwoord) 

nach (steden, landen zonder lidwoord, richting) 

zu (mensen en gebouwen, dingen)

Slide 3 - Tekstslide

in

in die Disko gehen*

in das Kino gehen

in die Türkei gehen*

bij landen met een lidwoord

in die Türkei, in die Schweiz, in die Niederlande

vaste combinaties

in die Kirche, in die Disko, ins Schwimmbad

Slide 4 - Tekstslide

nach

nach links

nach rechts

nach Deutschland

nach Italien

(nach Hause gehen)

Slide 5 - Tekstslide

zu

zu meiner Freundin

zu dem/zum Supermarkt

zu einem Freund

(zu Hause/zuhause sein)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Wir fahren ... die Schweiz
A
nach
B
in

Slide 8 - Quizvraag

An den Ampeln fahren Sie .. links.
A
zu
B
nach

Slide 9 - Quizvraag

Wir sind um 7 Uhr ... Hause.
A
zu
B
nach

Slide 10 - Quizvraag

Ich gehe ... der Kasse.
A
zu
B
nach

Slide 11 - Quizvraag

Ich fahre morgen ... Amsterdam.
A
in
B
nach
C
zu

Slide 12 - Quizvraag

Wie komme ich ... dir?
A
nach
B
zu

Slide 13 - Quizvraag

zuhause/zu Hause
A
thuis
B
naar huis

Slide 14 - Quizvraag

Wir fahren (naar) ... der Schule.

Slide 15 - Open vraag

Ik fahre (naar) ... Maastricht.

Slide 16 - Open vraag

Er geht (naar) ... seiner Freundin.

Slide 17 - Open vraag

Kommst du mit (naar) ... die Schule?

Slide 18 - Open vraag

Ich kann den Unterschied (verschil) zwischen ''zu'', "nach" und "in" beschreiben.
Ja, das kann ich.
Nein, das kann ich nicht
es geht immer besser

Slide 19 - Poll