at3d Di 20/12 Oefening H3

• Rekenen
• Wiskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

H3: Kwadratische problemen

Lees de vraag goed door, bedenk de stappen die je moet zetten

voordat je gaat FIBBEN

At3d dinsdag 20/12   

Evaluatie H3 en 

hersengymnastiek

Welkom

Storingen H3 opgaven 67 t/m 72

De grafiek van p(x) wordt 7 naar rechts en 5 omlaag verschoven. Zo ontstaat  

q(x)=6(x−4)​2​​−2

Schrijf                                                   

in de vorm 

p(x)=6(x+3)​2​​+3

p(x)=ax​2​​+bx+c

p(x)=6(x​2​​+6x+9)+3

p(x)=6x​2​​+36x+54+3

p(x)=6x​2​​+36x+57

Dit was opgave 62

Opgaven bespreken

Pak je laptop

Hoe vond je de
Profielkeuzedag?

Wat vond je
van de informatie
over de keuzes
WIS A, B, C en D?

Wat heb je nog nodig
voor de keuze bij wiskunde?

Is je profielkeuze en/of

 wiskundekeuze gewijzigd?

dinsdag 17 januari 2023

Proefwerk Wiskunde

 Digitale toets Rekenen

Wat heb je nog nodig voor H3?

Nu actie: 

Pak pen, papier en RM Goed nadenken

Spelregels:

1. je werkt opdrachten alleen uit

2. je roept de antwoorden niet door de klas

3.  alleen samenwerken als de docent dat aangeeft

Los op:

3x​2​​+15x−18=0

1. x = -1 of x = -6
2. x = 1 of x = - 6
3. x = 1 of x = 6

Delen door 3

Ontbinden in factoren

Oplossen: A * B = 0

geeft A=0  of B=0 

3x​2​​+15x−18=0

Bereken het snijpunt met de y-as voor:

f(x)=−x​2​​−x+12

1. (3,0) en (-4,0)
2. 12
3. (0,12)
4. (0,3) en (0,4)

snijpunt y-as:  x = 0

f(x)=−x​2​​−x+12

Los op:

​8​​1​​x​2​​+​4​​3​​x−​8​​7​​=0

1. x = -7 of x = 1
2. x = 7 of x = -1
3. x = -7 of x = -1

Alle termen  x 8

Ontbinden in factoren 

etc...

​8​​1​​x​2​​+​4​​3​​x−​8​​7​​=0

x​2​​+6x−7=0

los op:

(x−2)​2​​=36

1. x = -4 of x = -8
2. x = -4 of x = 8
3. x = 4 of x = -8

Haal een zo groot mogelijke factor vóór het wortelteken:

√​243​​​=

1. 3 wortel 81
2. 9 wortel 3

Los op met kwadraatafsplitsen:

x​2​​−6x+4=0

1. x = -3 + wortel 5 of x = -3 - wortel 5
2. x = 3 + wortel 5 of x = 3 - wortel 5

Ligt B(-2, -1) op de grafiek van f(x)?

f(x)=−​2​​1​​x​2​​+2x+5

1. Nee, want f(-2) = 3
2. Nee, want f(-2) = 3 en dat is niet gelijk aan -1
3. Ja, want f(-2) = -1

Geef de top van

f(x)=7(x−3)​2​​+4

1. (-3,4)
2. (-3, -4)
3. (3, 4)
4. (-3, -4)

Bepaal f(x) als f(x) 7 naar rechts en 6 omlaag wordt verschoven. Zo ontstaat

Wat is f(x)?

g(x)=−5(x−4)​2​​−2

Terugrekenen, g(x) 7 naar links wordt +7 binnen de haken;

6 omhoog wordt +6

dus: 

f(x)=−5(x+3)​2​​+4

Schrijf f(x) in de vorm:

f(x)=ax​2​​+bx+c

f(x)=−5x​2​​−30x−41

Maak D-toets opgaven 1 t/m 4