2AM - La négation

Aujourd'hui

La négation
De ontkenning
Doel: Aan het einde van deze trede kan je zinnen ontkennend maken in het Frans.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui

La négation
De ontkenning
Doel: Aan het einde van deze trede kan je zinnen ontkennend maken in het Frans.

Slide 1 - Tekstslide

De ontkenning - la négation
De Nederlandse woorden niet en geen bestaan in het Frans uit twee woorden:
Ne ... pas
Ne staat vóór het werkwoord en pas direct erna:
Je ne comprends pas



Slide 2 - Tekstslide

De ontkenning - la négation
Ne verandert in n' voor een werkwoord dat begint met een klinker of stomme h:

Je n'aime pas la glace. (Ik houd niet van het ijsje.)
Ce n'est pas un chat (Het is geen kat.)

Slide 3 - Tekstslide

Uit welke woorden bestaat de ontkenning?
A
alleen pas
B
alleen ne
C
ne/n' en pas
D
non pas

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent de ontkenning ne...pas?
A
geen
B
niet
C
nooit
D
niet meer

Slide 5 - Quizvraag

Op welke plaats in de zin komt ne...pas (= de ontkenning in het Frans) te staan?
A
ne komt voor het eerste werkwoord en pas erachter.
B
ne plaats je voor het laatste woord in de zin en pas erachter.
C
ne komt vóór het onderwerp en pas erachter.
D
ne en pas staan om het zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
il regarde ne pas la télé
B
il ne pas regarde la télé
C
il ne regarde la télé pas
D
il ne regarde pas la télé

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
C'est ne pas une télévision
B
Ce n'est pas une télévision.
C
Ce ne pas est une télévision.
D
Ce ne télévision pas.

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Let op!
Il y a = er zijn/er waren
Il n'y a pas = er zijn niet/er waren niet

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het werkwoord?
Elle regarde la télé.
A
elle
B
regarde
C
la
D
télé

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Elle regarde ne pas la télé.
B
Elle ne pas regarde la télé.
C
Elle ne regarde la télé pas.
D
Elle ne regarde pas la télé.

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
C'est ne pas une télévision.
B
Ce n'est pas une télévision.
C
Ce ne pas est une télévision.
D
Ce ne télévision pas.

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Il y ne pas une télévision.
B
Il y n'a pas de télévision.
C
Il n'y a pas de télévision.
D
Il ne pas y a une télévision.

Slide 16 - Quizvraag

Maak ontkennend:
Sophie est sportive.

Slide 17 - Open vraag

Maak ontkennend:
David en Elise sont à l'école.

Slide 18 - Open vraag

Maak ontkennend:
Maria aime beaucoup le français.

Slide 19 - Open vraag

Maak ontkennend:
C'est très difficile la négation.

Slide 20 - Open vraag

Maak ontkennend:
Il y a 25 élèves dans la classe.

Slide 21 - Open vraag

Quiz/controle:
Probeer de volgende zinsdelen in de juiste volgorde te zetten
Er komen nu een aantal sleepvragen:

Slide 22 - Tekstslide

mange
de viande
Il
ne
jamais

Slide 23 - Sleepvraag

contre la grippe
mes parents
prennent
ne
rien

Slide 24 - Sleepvraag

n'
les légumes
il
aime
pas

Slide 25 - Sleepvraag

jamais
au restaurant
dînons
nous
ne

Slide 26 - Sleepvraag