Clase 14. Unidad 4. Gramática

¡Bienvenidos chicos y chicas!







Martes,  5 de enero de 2021
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos chicos y chicas!







Martes,  5 de enero de 2021

Slide 1 - Tekstslide

El pretérito imperfecto

Slide 2 - Tekstslide

El pretérito imperfecto: verbos irregulares
Solo hay tres verbos irregulares en el pretérito imperfecto
:

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
jugar-nosotros

Slide 4 - Open vraag

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
hacer-tú

Slide 5 - Open vraag

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
dormir-vosotros

Slide 6 - Open vraag

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
ser-ella

Slide 7 - Open vraag

Pretérito imperfecto:
Antes.............(comer-yo) demasiado, (estar-yo) un poco gordo.

Slide 8 - Open vraag

Pretérito imperfecto:
De pequeña...................(pintar-ella) muy bien.

Slide 9 - Open vraag

Pretérito imperfecto:
Mi profesor.................(ser) genial.

Slide 10 - Open vraag

Pretérito imperfecto:
Mi padre...............(leer) todas las noches antes de dormir.

Slide 11 - Open vraag

Pretérito imperfecto:
Carla y yo.....................(ser) las mejores amigas del mundo.

Slide 12 - Open vraag

De vergrotende trap
Met een bijvoeglijk naamwoord                      más                                         
                                                                     Julia es   menos       alta                que                           Pablo
                                                                                        tan                                      como
"Mi hermano es más alto que mi padre."
"La chaqueta es menos cara que el pantalón".
"María es tan alta como Susana."

Slide 13 - Tekstslide

De vergrotende trap
Met een werkwoord                                                          más                                         
                                                   Julia estudia                      menos                          que                           Pablo
                                                                                                    tanto                             como
" Mi hermano habla más  que mi padre."
" Juan estudia menos que María".
" María lee tanto como Susana."

Slide 14 - Tekstslide

De vergrotende trap
Mayor y menor gebruik je in het bizonder voor leeftijd en voor hoeveelheden.
Als je het over afmetingen hebt, gebruik je más grande en más pequeña
"Julia es mayor que David." (leeftijd)
"Mi habitación es más grande que la tuya". (Afmeting)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Un coche es más caro que una bicicleta"

Slide 17 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Canadá es más grande que España"

Slide 18 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Messi es mejor que Cristiano Ronaldo"

Slide 19 - Open vraag

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Spaans:

Pedro is net zo lang als Paco.



Slide 20 - Open vraag

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Spaans:

"Julia studeert meer dan María."



Slide 21 - Open vraag

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Spaans:

"Eva is ouder dan Lucía"



Slide 22 - Open vraag

Deberes (Huiswerk)
  1. Lerenwoorden unidad 4 en frases claves unidad 4
  2. Leer: imperfecto
   3. Maken:
Verplichte opdrachten:
TB unidad 4. Actividades Gramática
Opdracht 4 t/m 6
TB Unidad 4. Actividades Comunicación y Vocabulario.
Opdracht 1 en 3






         




         
       (in Blink, in het boek dat gedeeld is met de klas!)
  

Slide 23 - Tekstslide