Koeien

wat is neospora
A
parasiet
B
bacterie
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
VeehouderijMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

wat is neospora
A
parasiet
B
bacterie

Slide 1 - Quizvraag

wat doe je met het kalf van een drager
A
kalf houden en controleren op besmetting
B
geen risico en kalf weg

Slide 2 - Quizvraag

wat is een neospora caninum
A
een eenzellige parasiet die de eisprong bevuilt
B
een tweedelige bacterie die onregelmatige tochtigheidscyclus veroorzaakt
C
eencellige parasiet die abortussen, steenvruchten, en onregelmatige terugkomers veroorzaakt

Slide 3 - Quizvraag

hoe herken je neospora
A
door de koe op te voelen
B
door et verwerpen van het kalf
C
door te kijken als de koe drachtig is

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn de ziekteverschijnselen bij neospora?
A
Hoog celgetal, verwerpen, steenvruchten
B
Abortus, verwerpen, steenvruchten, onregelmatige cyclus
C
Onregelmatige cyclus, abortus, klauwproblemen
D
Hoog celgetal, klauwproblemen, abortus en verwerpen

Slide 5 - Quizvraag

Hoe lang blijft een koe nadat ze besmet is met Neospora drager?
A
Voor altijd
B
1 jaar
C
1 maand
D
1 week

Slide 6 - Quizvraag

Zonder welk dier kan Neospora niet overleven?
A
Hond
B
Slak
C
Hert
D
Ree

Slide 7 - Quizvraag

hoe vaak komt neospora voor op melkveebedrijven
A
45%
B
60%
C
90%
D
80%

Slide 8 - Quizvraag

hoe raakt een hond besmet
A
door het opeten van nageboorte
B
door het kalf schoon te likken
C
door er aan te ruiken
D
oplikken van vruchtwater van besmette koeien

Slide 9 - Quizvraag

hoe kan een koe het binnen krijgen
A
door voer
B
door vers gras
C
door drinkwater

Slide 10 - Quizvraag

hoeveel honden hebben neospora
A
2 op de 10
B
6 op de 10
C
9 op de 10
D
1 op de 10

Slide 11 - Quizvraag

Voeding 2: Hoeveel kilogram droge stof staat er op een hectare bij een goede maaisnede?
A
940
B
1000
C
1700
D
3500

Slide 12 - Quizvraag

Voeding 4: Waarom kun je geplette Tarwe vaker en makkelijker voeren dan gemalen Tarwe?
A
Omdat de Energie dan sneller beschikbaar komt voor de koe.
B
Omdat de Energie dan langzamer beschikbaar komt voor de koe.
C
Omdat de Energie dan geheel beschikbaar komt voor de koe.
D
Omdat de Energie dan gedeeltelijk beschikbaar komt voor de koe.

Slide 13 - Quizvraag

Voeding 7: Noem 2 voordelen van “Zomerstalvoedering’.
A
Hogere melkproductie met lagere arbeidskosten
B
Hogere melkproductie met lagere krachtvoerkosten
C
Hogere melkproductie met lagere mechanisatie kosten
D
Hogere melkproductie met lagere gezondheidskosten

Slide 14 - Quizvraag

Voeding 10: Wat doen de melkzuurbacteriën bij het inkuilproces?
A
Ze zetten melkzuur om in suikers
B
Ze zetten suikers om in boterzuur
C
Ze zetten melkzuur om in azijnzuur
D
Ze zetten suikers om in melkzuur

Slide 15 - Quizvraag

Voeding 18: Waarom conserveert snijmais beter dan kuilgras?
A
Mais heeft meer energie voor de melkzuurbacteriën
B
De aanvoer van mais is geleidelijke bij de kuil
C
Het is later in het seizoen waardoor de buiten temperatuur lager is
D
Mais heeft minder eiwit waardoor er een betere conservering is

Slide 16 - Quizvraag

Vzvee 10: Wat is GEEN onderdeel van de hersenen?
A
Kleine hersenen
B
Grote hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 17 - Quizvraag