Grammatica: zelfstandig naamwoord

Welkom 1HV
Cursus 5
§2 Zelfstandig naamwoord en lidwoord
Voordat we beginnen:
Neem je boek voor je 
op blz. 206
Grammatica woordsoorten
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1HV
Cursus 5
§2 Zelfstandig naamwoord en lidwoord
Voordat we beginnen:
Neem je boek voor je 
op blz. 206
Grammatica woordsoorten

Slide 1 - Tekstslide

Je krijgt nu herhaling over werkwoorden
Succes met het maken van de oefeningen!

Slide 2 - Tekstslide

Vul de juiste vervoeging in:
Tegenwoordige tijd:
Verleden tijd:
ik
hij
jullie
hij
jullie
hij heeft 
loop
liep
gelopen
lopen
loopt
liepen

Slide 3 - Sleepvraag


     Is het dik gedrukte woord een werkwoord?

Een Belgische trein heeft gisteren een ongeluk gekregen
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag


     Is het dik gedrukte woord een werkwoord?

Dit vond plaats tussen Lelystad en Dronten.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag


     Is het dik gedrukte woord een werkwoord?

     Er vielen gelukkig geen gewonden.
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Er zijn drie lidwoorden (lw): de, het, een. 

Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: de televisie – een televisie 
De woorden de en het zijn bepaalde lidwoorden (blw), een is een onbepaald lidwoord (olw).

Slide 7 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel. 
Bijvoorbeeld: dochter, bloemist, zeehond, tulp, telefoon, dorp, liefde.
Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord: Tim, Schuurmans, Donar, Tiel, Rijn.
Zo herken je een zelfstandig naamwoord:
  • Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (vriend – vrienden).
  • Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (vriend – vriendje).
  • Je kunt er vaak de, het of een voor zetten (de vriend, een vriend; het paard, een paard).

Slide 8 - Tekstslide

Noteer de zelfstandig naamwoorden
Zin: Sjoerd verhuist met zijn familie naar Dordrecht.
Antwoord: Sjoerd, familie, Dordrecht

Slide 9 - Tekstslide

Wie heeft in het weekend die oorlogsfilm op tv gezien?

Slide 10 - Open vraag

Linda maakt leuke, houten armbandjes om te verkopen.

Slide 11 - Open vraag

Wouter heeft al nieuwe schaatsen gekocht voor de winter.

Slide 12 - Open vraag

In Gorinchem kun je koeken kopen in een traditioneel blik.

Slide 13 - Open vraag

De directie vraagt uw aandacht voor de nieuwe schoolregels.

Slide 14 - Open vraag

In de zomer hadden we veel plezier van ons tweedehands motorbootje.

Slide 15 - Open vraag

Opdrachten maken:
Blz. 206
Maken opdrachten 1 t/m 4
Klaar? Nakijken!

Slide 16 - Tekstslide