2.1 pinpas of portemonnee

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

2.1 Pinpas of portemonnee?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoe betaal jij het meest?
A
Portemonnee
B
Pinpas

Slide 5 - Quizvraag

2.1 Pinpas of portemonnee? 
  • 2 soorten geld:
  1. Chartaal = munten en bankbiljetten. Je kunt het vastpakken.


  2. Giraal = geld dat op je bank/betaalrekening staat. Je kunt het niet vastpakken.

Slide 6 - Tekstslide

Elektronisch betalen
Het geld gaat via jouw rekening naar de rekening van iemand anders. 
- Via de bankpas 
- Contactloos (Via je bankpas, telefoon of zelfs een Smart watch) 
- iDeal 
- Creditcard 

(Snel en veilig) 

Slide 7 - Tekstslide

Geldautomaat

Betaalautomaat

Slide 8 - Tekstslide

Welk soort geld herken je?

1. Sofie betaalt bij de kassa van de AH met haar pinpas.
2. Sem betaalt bij de kassa van de AH met een biljet van € 20
A
Beide chartaal
B
Beide giraal
C
1= chartaal 2= giraal
D
1= giraal 2= chartaal

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

2.1 Pinpas of portemonnee? 
Stel: Je brengt je verjaardagsgeld naar de bank om op je betaalrekening te zetten.
Na een maand pin je bij de geldautomaat € 20 euro.
  • Wat gebeurt er met de geldsoorten?
1.
2.
3.

Slide 11 - Tekstslide


Indirecte ruil: geld ruilen tegen goederen of diensten

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Je gaat naar de kapper.
Je betaalt contact.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 14 - Quizvraag

Je veegt het lokaal van de docent.
Daarvoor krijg je een reep chocola als beloning.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 15 - Quizvraag

In de aula koop je een broodje gezond voor 2 euro.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 16 - Quizvraag

Een spel voor de playstation die je niet meer speelt, geef je aan je buurjongen. Hij geeft jou een voetbalboek terug.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 17 - Quizvraag

Huiswerk
Maken blz. 38,39, 40 opdracht 1 t/m 8

Slide 18 - Tekstslide

Basis
Vragen:
  1. Hoe betaal jij meestal en waarom?
  2. Heb jij wel eens iets geruild? Leg uit.
  3. Bedenk eens twee dingen die je eerlijk met elkaar zou kunnen ruilen.
  4. Teken een bankbiljet dat je zelf ontworpen hebt;

Slide 19 - Tekstslide

Sparen
Van het geld dat ik maandelijks overhoud kan ik sparen.
De beloning voor het sparen noemen we "rente".
Deze wordt berekend over het spaarbedrag en wordt genoteerd in procenten.

Bijvoorbeeld: Mijn spaargeld is € 1.200. Ik ontvang 2% rente per jaar. Hoeveel rente ontvang ik in euro's?

Slide 20 - Tekstslide

Waarom sparen mensen?

Slide 21 - Woordweb

Spaarmotieven
  1. Sparen voor een doel (bijvoorbeeld Xbox, paardrijlaarzen)

  2. Sparen uit voorzorg (bijvoorbeeld auto gaat stuk)

  3. Sparen voor de rente

Slide 22 - Tekstslide

2.2 waarom zou je sparen?
2.3 waarom zou je lenen?


Na afloop van deze les kun/weet je: 

  1. ...rekenen met rente
  2. ....de drie geldfuncties
  3. ....waarom mensen geld lenen
  4. .....waarom "geld lenen kost geld" juist is.

Slide 23 - Tekstslide

Op mijn spaarrekening staat € 1.200.
De bank betaalt 1,7% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvang ik na 1 jaar?
timer
0:30

Slide 24 - Open vraag

De drie geldfuncties:
We gebruiken geld:

* als ruilmiddel, als je iets koopt
* als spaarmiddel, wanneer je geld bewaart om later uit te geven
* als rekenmiddel, wanneer je de waarde van iets in geld aangeeft

Slide 25 - Tekstslide

Waarom lenen mensen geld?

Slide 26 - Woordweb

Lenen
Redenen om geld te lenen:
* je wilt nu al iets duurs hebben en gebruiken
* Je hebt onverwacht dringend geld nodig


Slide 27 - Tekstslide

Geld lenen kost geld
Als je geld leent dan moet je het terugbetalen, dat noemen we aflossen.
Maar je moet ook een extra bedrag betalen omdat je zolang het geld van een ander mocht gebruiken. Dat is rente.

Elke maand betaal je rente en aflossing.
Dit heet samen: maandtermijn.

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag:
  • Wat ga je doen --> t/m par 3.1 afmaken
  • Hoe --> 5 min. zelfstandig, 10 min. in tweetallen
  • Hulp? Na 5 min. docent of buurman/buurvrouw
  • Klaar? Verder met 1.2 of ander vak
timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Opgave 4
Oud saldo
Bij
Af
Nieuw saldo
€100,00
€34,60
€21,45
....
€13,45
€4,50
€12,00
...
€257,98
€...
€125,00
€692,70
€2.006,00
€780,00
...
€286,00
€19,95
€12,00
...
€1,95

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk:
Alle opgaven Paragraaf 2.1!

Slide 35 - Tekstslide