AG6 14.5 DNA & RNA

deze les
*herhaling koolhydraten en eiwitten
* uitleg DNA en RNA
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

deze les
*herhaling koolhydraten en eiwitten
* uitleg DNA en RNA

Slide 1 - Tekstslide

welke van de onderstaande groepen horen bij de koolhydraten
A
suikers, vetten, eiwitten
B
cellulose, suikers, zetmeel
C
zetmeel, suikers, eiwitten
D
cellulose, vetten, zetmeel

Slide 2 - Quizvraag

waar zijn enzymen van gemaakt
A
vetten
B
zetmeel
C
koolhydraten
D
eiwitten

Slide 3 - Quizvraag

hoeveel (menselijke) aminozuren zijn er?
A
1
B
4
C
20
D
heel veel

Slide 4 - Quizvraag

welke van de volgende aminozuren is een essentieel aminozuur
A
Valine
B
Serine
C
Threonine
D
Proline

Slide 5 - Quizvraag

De vorming van platen en helixen hoort bij de ...
A
primaire structuur
B
secundaire structuur
C
tertaire structuur
D
quarternaire structuur

Slide 6 - Quizvraag

DNA & RNA

Slide 7 - Tekstslide

Celkern
  • 46 DNA-moleculen
  • van meer dan 2 meter opgevouwen tot 10.000 keer kleiner
  • om een steuneiwit gewikkeld: chromosoom

erfelijk eigenschappen van van een organisme

Slide 8 - Tekstslide

molecuulstructuur DNA
DNA: deoxyribo nucleic acid
twee nucleotideketens
vorm: dubbele helix
     
      

        
          
          
            Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
          
          
        

        5
        

        

        
          
            
              Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
            
          
        

        
        
          
            
              Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
            
          
        

        
          
            
              Differentiëer
            
          
          

            
              
                Differentiëer
              
              
              

              
                Instellingen
              
            
          
        


        
    
      
        
 
    
    
    
    
    
    
    
      
        
          
        
      
    
 

    
    

    
    

    
    

    
        
    

 
 
 
      
    
    
    
      
        
        
        
          
 
    
    
    Slide
 
 
        
        
        
      
    
 
        

        

        
    
    
      
      
    
 
      

      

      
   

Slide 9 - Tekstslide

nucleotideketens
* polyesterketens
* nucleotide onderdelen: Fosforzuur/
D-2-deoxyribose
een base (A/T/C/G)
* binas 71C

Slide 10 - Tekstslide

basenparing (1)
koppelen van de nucleotideketens tot helixstructuur

waterstofbruggen tussen baseparen

Slide 11 - Tekstslide

Leg met behulp van Binas tabel 71B uit waarom de paring in DNA altijd C-G en A-T is.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Welke letter staat niet voor een base in DNA?
A
G
B
C
C
T
D
U

Slide 14 - Quizvraag

DNA-molecuul

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Transcriptie
  • De helix splitst zich in twee losse ketens - RNA polymerase
  • RNA wordt gemaakt voor het maken van eiwitten.
  • Ribo Nucleic Acid heeft een extra -OH groep in de keten.
  • Bij het kopiëren wordt de matrijsstreng gebruikt (niet de coderende streng)
  • Op de T(hymine)'s na die zijn nu allemaal U(racil)'s geworden.
  • er kan maar 1 RNAstreng worden gevormd.

Slide 17 - Tekstslide

RNA heeft dezelfde lettervolgorde als de basen van de .... (m.u.v. T die is vervangen voor U)
A
coderende streng
B
matrijsstreng

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

DNA
RNA
D-Ribose
Uracyl
Enkelstrengs
Dubbelstrengs
T,A,G,C
D-2-Deoxyribose

Slide 20 - Sleepvraag

Slide 21 - Tekstslide

Eiwitsynthese/translatie
  • RNA-stukje heet ook wel boodschapper-RNA of messenger-RNA (mRNA).

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Eiwitsynthese/translatie
  • In cytoplasma zijn de aminozuren gekoppeld aan transport-RNA (tRNA).
  • De codering is het tegenovergestelde van het codon en wordt ook wel anticodon genoemd.

Slide 24 - Tekstslide

Voor welk aminozuur codeert het codon AUA
A
Asparagine
B
Isoleucine
C
Lysine
D
Methionine

Slide 25 - Quizvraag

Een stukje coderende streng DNA heeft de volgorde:
ACT AGC TCG
Wat is de volgorde van dit stuk in mRNA?
A
ACT AGC TCG
B
TGA TCG AGC
C
ACU AGC UCG
D
UGA UCG AGC

Slide 26 - Quizvraag

Geef de volgorde van het stukje eiwit dat hoort bij het mRNA-stukje:
ACU AGC UCG

Slide 27 - Open vraag

DNA --> RNA - Eiwit
De coderende streng van een stuk DNA is na de startcodon:
~AAATATCGCGGGTAT~
a) geef de matrijsstreng van dit stukje DNA weer
b) geef het mRNA weer
c) geef de streng aminozuren in 3 lettersymbolen weer (volgende sheet)
d) optioneel: geef de streng aminozuren in structuurformules

Slide 28 - Tekstslide

geef de streng aminozuren in 3 lettersymbolen weer

Slide 29 - Open vraag

DNA --> RNA - Eiwit (antwoord)
~AAATATCGCGGGTAT~ coderend
~TTTATAGCGCCCATA~ matrijs    a)
    ~AAAUAUCGCGGUAU~ mRNA      b)  
     ~Lys-Tyr-Arg-Gly-Tyr~                     c)    

Slide 30 - Tekstslide

DNA --> RNA - Eiwit
De coderende streng van een stuk DNA is na de startcodon:
~TAAATATCGCGGGTA~
a) geef de matrijsstreng weer
b) geef het mRNA weer
c) geef de streng aminozuren in 3 lettersymbolen weer
d) geef de streng aminozuren in 3 structuurformule

Slide 31 - Tekstslide

DNA --> RNA - Eiwit (antwoord)
~TACATATCGCGGGTA~ coderend
~ATGATAGCGCCCAT~ matrijs    a)
~UACAUAUCGCGGGUA~ mRNA      b)  
     ~Tyr-Ile-Ser-Arg-Val~                     c)    

Slide 32 - Tekstslide

Op de matrijsstreng van DNA komt deze basenvolgorde voor:
CGACCTCGG

Voor welk tripeptide codeert dit?

Slide 33 - Open vraag